De vier vrienden, Gaius en Marcus en Quintus en Publius, kwamen het amfitheater binnen. Spoedig zaten de jongens tussen de toeschouwers. Overal kwamen mensen de toeschouwersruimte binnen: jongens en mannen, vrouwen en meisjes. De zon brandde. Daarom hingen er boven de toeschouwersruimte zeilen en boden schaduw aan de toeschouwers. Slaven verkochten wijn en water. De jongens dronken water en
wachtten op het begin van de voorstelling. Eindelijk hoorden ze trompetten.