le pronom possessif (bezittelijk voornaamwoord)

Het bezittelijk voornaamwoord ( le pronom possessif)
  • een bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is! 
→ het geeft dus een bezit aan. 

  • de vorm hangt af van het zelfstandig naamwoord waarover het gaat. 
  • par exemple: c'est mon livre (le livre = mannelijk enkelvoud)

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Het bezittelijk voornaamwoord ( le pronom possessif)
  • een bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is! 
→ het geeft dus een bezit aan. 

  • de vorm hangt af van het zelfstandig naamwoord waarover het gaat. 
  • par exemple: c'est mon livre (le livre = mannelijk enkelvoud)

Slide 1 - Tekstslide

Mercredi, le 06-12-2023
Bonjour
We gaan het bezittelijk voornaamwoord leren.
Waarom gaan we het bez. vnw leren?
Hoe kan je het bez. Vnw leren?

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

le pronom possessif!

Slide 4 - Tekstslide

Attention! Let op!
  • Wanneer een vrouwelijk woord begint met een klinker of h wordt: ma/ta/sa → mon/ton/son

  • mon ami = mijn vriend (mannelijk enkelvoud) 
  • mon amie ( mijn vriendin (vrouwelijk enkelvoud)  

Slide 5 - Tekstslide

Wat zijn de goede vertalingen van het bezittelijk voornaamwoord 'mijn'?
A
mon/ma/mes
B
ton/ta/tes
C
son
D
sa / ses

Slide 6 - Quizvraag

Welke bezittelijke voornaamwoorden heb je voor 'jouw'?
A
ton, ta,mes
B
mon, ma, mes
C
ton, ta, tes
D
ton, mon, tes

Slide 7 - Quizvraag

Wat zijn de goede vertalingen van het bezittelijk voornaamwoord 'zijn/haar'?
A
mon/ma/mes
B
ton/ta/tes
C
son
D
sa/ses

Slide 8 - Quizvraag

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (haar) père (mannelijk enkelvoud)
A
sa
B
ta
C
son
D
ton

Slide 9 - Quizvraag

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (zijn) oncles (mannelijk meervoud)
A
ton
B
tes
C
son
D
ses

Slide 10 - Quizvraag

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (jouw) père (mannelijk enkelvoud)
A
sa
B
ta
C
son
D
ton

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Video

Pouvoir
Pouvoir = kunnen, mogen

présent en passé composé 


Slide 13 - Tekstslide

Écrit le passé composé du verbe pouvoir:
  • Nous.....................................
  • Elle ........................................
  • Pieter & Sarah.....................
  • Ton  frère ..............................?
  • Mon copain..........................
Écrit le passé présent du verbe pouvoir:
  • Ils................................................
  • on ...............................................
  • Pieter & Sarah..........................
  • Ses parents ..............................
  • Leurs copains ..........................
timer
3:00

Slide 14 - Tekstslide

POUVOIR 
- tu   ...................... (pouvoir) danser. (présent)
- il ........................ (pouvoir) faire les devoirs. (présent)
- Elles ............................(pouvoir) partir au stad. (présent)
- nous ....................... (pouvoir) parler. (p.c)
- vous ................................(pouvoir)regarder la télé? (p.c) 
- ils ...........................  (pouvoir) commencer? (p.c)

Slide 15 - Tekstslide

Bezittelijk voornaamwoord:
mijn vriendin=
A
ma amie
B
mon amie

Slide 16 - Quizvraag

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord uit de 3 opties.

_________ (hun) tante (vrouwelijk enkelvoud)
A
leur
B
ta
C
mon
D
son

Slide 17 - Quizvraag

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (onze) mère (vrouwelijk enkelvoud)
A
nos
B
notre
C
votre
D
vos

Slide 18 - Quizvraag

Bezittelijk voornaamwoord:
Zijn, haar

Slide 19 - Open vraag

Het bezittelijk voornaamwoord:
... cousine (mijn)

Slide 20 - Open vraag

Het bezittelijk voornaamwoord:
... frère (haar)

Slide 21 - Open vraag

Bezittelijk voornaamwoord:
(mijn) soeur

Slide 22 - Open vraag

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (zijn) père

Slide 23 - Open vraag

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het juiste bezittelijk voornaamwoord.

_________ (zijn/haar) amie
timer
0:30

Slide 24 - Open vraag