3a H1 Lezen - Vaste tekststructuren

H1 - Lezen
Vaste tekststructuren
3 vwo
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H1 - Lezen
Vaste tekststructuren
3 vwo

Slide 1 - Tekstslide

H1 - Lezen
Vaste tekststructuren:
- argumentatiestructuur;
- aspectenstructuur;
- verklaringsstructuur;
- voor- en nadelenstructuur.

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Ik kan uitleggen wat vaste tekststructuren zijn.
  • Ik kan uitleggen hoe een argumentatiestructuur, aspectenstructuur, verklaringsstructuur en voor- en nadelenstructuur zijn opgebouwd.
  • Ik kan een argumentatiestructuur, aspectenstructuur, verklaringsstructuur en voor- en nadelenstructuur herkennen bij een tekst.

Slide 3 - Tekstslide

Tekststructuren
  • Een tekststructuur is de opbouw van de tekst. Veel teksten zijn opgebouwd volgens een vaste structuur (indeling). 
  • Argumentatiestructuur 
  • Aspectenstructuur
  • Verklaringsstructuur
  • Voor- en nadelenstructuur

Slide 4 - Tekstslide

Argumentatiestructuur
Argumenteren: redenen geven bij je mening, betogen, bewijzen, beredeneren

Tekstdoel: overtuigen of activeren

Inleiding: standpunt of vraag
Middenstuk: argumenten + tegenargumenten (incl. weerlegging)
Slot: herhaling stelling of beantwoording vraag

Slide 5 - Tekstslide

Aspectenstructuur
Aspecten: kant van een zaak, deel van iets 

Tekstdoel: informeren of opiniëren

Inleiding: onderwerp
Middenstuk: verschillende aspecten/delen van het onderwerp
Slot: samenvatting

Slide 6 - Tekstslide

Verklaringsstructuur
Verklaring: het zeggen hoe het komt of wat de reden is, een opheldering/verduidelijking

Tekstdoel: informeren

Inleiding: bepaald verschijnsel
Middenstuk: kenmerken / voorbeelden / verklaringen / oorzaken / redenen
Slot: samenvatting of soms conclusie

Slide 7 - Tekstslide

Voor- en nadelenstructuur
Voordelen: iets gunstigs of nuttigs
Nadelen: ongustige kant, verlies, niet ideaal

Tekstdoel: informeren, opiniëren, overtuigen of activeren

Inleiding: vraag of standpunt
Middenstuk: voor- en nadelen
Slot: afweging en conclusie

Slide 8 - Tekstslide

Welke structuur bevat oorzaken in het middenstuk?
A
argumentatiestructuur
B
aspectenstructuur
C
verklaringsstructuur
D
voor- en nadelenstructuur

Slide 9 - Quizvraag

Welke tekststructuur past niet bij een betoog?
A
argumentatiestructuur
B
aspectenstructuur
C
voor- en nadelenstructuur
D
verklaringsstructuur

Slide 10 - Quizvraag

Verklaringsstructuur
- inleiding: bepaald verschijnsel
- kern: kenmerken/ verklaringen/ voorbeelden
- slot: ?
Wat moet er op de plaats van het vraagteken staan?
A
samenvatting
B
eigen mening
C
het probleem
D
vraagstelling

Slide 11 - Quizvraag

Inleiding: onderwerp
middenstuk: diverse onderdelen van het onderwerp worden besproken
slot: samenvatting
Deze indeling hoort bij de volgende structuur:
A
argumentatiestructuur
B
voor en nadelen structuur
C
verklaringsstructuur
D
aspectenstructuur

Slide 12 - Quizvraag

Een tekst waarin wordt uitgelegd hoe het broeikaseffect is ontstaan, is een ....

A
Tekst met verklaringsstructuur
B
Tekst met voor- en nadelenstructuur
C
Tekst met argumentatiestructuur

Slide 13 - Quizvraag

Welke vaste tekststructuur is zeker niet geschikt voor een uiteenzetting?(informatieve tekst)
A
Een aspectenstructuur
B
Een vraag-antwoord-structuur
C
Een argumentatie-structuur
D
Een verklaringstructuur

Slide 14 - Quizvraag

Nakijken
1. Pak blz. 12 in je lesboek en pak je schrift.
2. We gaan de startopdracht en opdracht 1 nakijken. Verbeter de opdracht indien nodig.

Slide 15 - Tekstslide

Aan de slag! 
Je krijgt van mij een tekst met een aantal vragen. Deze ga je nu maken.

Slide 16 - Tekstslide