Werkwoordspelling

Werkwoordspelling
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 1-4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Werkwoordspelling

Slide 1 - Tekstslide

Planning
- Voorstellen
- Invullen enquête
- Doelen
- Instructie 
- Aan het werk
- Evaluatie

Slide 2 - Tekstslide

Regels
- Je hebt altijd je boeken, een schrift en een pen bij je.
- Je hebt geen jas aan of bij je.
- Je pet is af.
- Je hebt geen kauwgom in je mond.
- Er wordt in de klas niet gegeten en/of gedronken.
- Je maakt altijd je huiswerk.
- Je hebt altijd een leesboek bij je.

Slide 3 - Tekstslide

Consequenties
Kijk maar op de muur achter je.

Slide 4 - Tekstslide

Invullen enquête
- Ga naar je penta-mail
- open de mail van kwaliteitsscholen
- de vragenlijst is anoniem
- serieus beantwoorden
- in stilte 
- en in alle eerlijkheid

Slide 5 - Tekstslide

Doelen
Aan het einde van deze lessenserie

- kun je persoonsvormen in de tt en vt juist spellen
- kun je het voltooid en onvoltooid deelwoord juist spellen

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Inloggen bij LessonUp
Gebruik klascode oykqf.

Slide 8 - Tekstslide

Tegenwoordige tijd enkelvoud
Als de persoonsvorm (pv) in de tegenwoordige tijd staat, zijn er 3 mogelijkheden:

1. ik-vorm
2. ik-vorm + t
3. Hele werkwoord (bij meervoud)

Slide 9 - Tekstslide





Niet zeker? Gebruik het werkwoord lopen
ik
ik-vorm

jij?
jij 
ik-vorm+t

hij/zij/u/het
ik-vorm+t

wij/jullie/zij
hele ww

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Voorbeelden:

Slide 12 - Tekstslide

Vul de goede werkwoordsvormen in:
1. (houden) ... je broer van detectives of (herkennen) ... hij zich niet in politieagenten?
2. Ik (vinden) ... het plezierig als u de agenda een week voor de vergadering (versturen) ...
3. Mijn wang (bloeden) ... altijd als ik mij (snijden) ... tijdens het scheren.
4. Je (geloven) ... toch niet dat iedereen zo'n spellingsboek (bestellen) ...?

Slide 13 - Tekstslide

Antwoorden
1. Houdt je broer van detectives of herkent hij zich niet in politieagenten?
2. Ik vind het plezierig als u de agenda een week voor de vergadering verstuurt. 
3. Mijn wang bloedt altijd als ik mij snijd tijdens het scheren.
4. Je gelooft toch niet dat iedereen zo'n spellingsboek bestelt?

Slide 14 - Tekstslide

Werkwoorden in de vt
/
/

Slide 15 - Tekstslide

Dus:
     Zit de laatste letter van het hele werkwoord -en WEL in 't kofschip?        schrijf dan          of te / ten                             fietsen                 fietste

      Zit de laatste letter van het hele werkwoord -en NIET in 't kofschip?        schrijf dan         de / den                               bellen                    belde

Slide 16 - Tekstslide

Even oefenen
1. De politie (verrichten) ... wekenlang onderzoek naar de inbraken.
2. Toen ik mijn toets Frans (maken) ... (duimen) ... Janita voor mij.
3. We (durven) ... niet te kijken toen de geheime politie op de deur (bonken) ...
4. Terwijl ik (tobben) ... over mijn cijfers, (krassen) ... Sandra haar naam in het tafelblad. 

Slide 17 - Tekstslide

Antwoorden
1. De politie verrichtte wekenlang onderzoek naar de inbraken.
2. Toen ik mijn toets Frans maakte, duimde Janita voor mij.
3. We durfden niet te kijken toen de geheime politie op de deur bonkte.
4. Terwijl ik tobde over mijn cijfers, kraste Sandra haar naam in het tafelblad. 

Slide 18 - Tekstslide

Voltooid deelwoord
/
/

Slide 19 - Tekstslide

Even oefenen
1. De jongens zijn gisteren (verhuizen).
2. We hebben vanmorgen een potje (voetballen).
3. Heb je dat hele stuk (fietsen)?
4. Ik heb zijn verhaal nooit (geloven).
5. Heb je lekker (chillen)?  

Slide 20 - Tekstslide

Antwoorden
1. verhuisd
2. gevoetbald
3. gefietst
4. geloofd
5. gechild 

Slide 21 - Tekstslide

Ik (waxen) mijn benen gisteravond.

Slide 22 - Open vraag

De buren hebben hun eigen truien (breien)

Slide 23 - Open vraag

Hoe oud (worden) je tante morgen?

Slide 24 - Open vraag

Slide 25 - Link

Huiswerk
Maken
Bladzijde 54 oefening 3
Bladzijde 56 oefening 3
Bladzijde 57 oefening 4

Slide 26 - Tekstslide