Misschien later 'echte toetsen', mondeling, opdracht, verslag??
NIEUW
2.1 'Industrie en samenleving'
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1
In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.
Onderdelen in deze les
Cijfers...
Welke cijfers krijgen jullie nog terug?
Presentatie 'isme'
Werkstuk slavernij
Toetsen de rest van het jaar?
Diagnostische toetsen
Misschien later 'echte toetsen', mondeling, opdracht, verslag??
NIEUW
2.1 'Industrie en samenleving'
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Video
Industriële Revolutie
1750-1900
Door de komst van de machines verandert de manier waarop mensen produceren: van handmatig naar machinaal.
Deze verandering noemen we de Industriële Revolutie.
Het ontstaan en de groei van fabrieken noemen we industrialisering.
Niet alleen de manier van produceren verandert enorm: ook de komst van stoomtreinen brengt grote veranderingen in het vervoer van mensen en goederen.
Slide 3 - Tekstslide
van kleinschalige handmatige productie in de huisnijverheid...
... naar grootschalige machinale productie in fabrieken
Slide 4 - Tekstslide
Engeland
rond 1700
Machtig land met een enorm groot rijk dat zich over de hele wereld uitstrekte.
De bevolking van Engeland groeit, hierdoor is er meer kleding nodig.
Veel kleding wordt gemaakt van katoen, dat door slaven op plantages wordt geplukt, en wol.
Slide 5 - Tekstslide
Schietspoel
1733
Om sneller kleding te maken, moet je sneller kunnen weven.
De Engelsman John Kay vond de schietspoel uit. Hiermee kun je veel sneller weven dan met de hand.
De schietspoel was nog geen échte machine: het bedienen ging met de hand.
Slide 6 - Tekstslide
Spinning Jenny
1764
Als je sneller kunt weven, heb je ook meer draad nodig.
Met de Spinning Jenny van James Hargreaves kon je 8 en later 16 draden tegelijk spinnen.
Slide 7 - Tekstslide
Cotton Gin
1793
Omdat het spinnen en weven veel sneller ging was er ook meer katoen nodig.
Om de zaden sneller uit katoenpluizen te halen vond de Amerikaan Eli Whitney de Cotton Gin uit ("Katoen motor").
Slavernij neemt toe: er zijn veel meer slaven nodig om de katoen te plukken...
Slide 8 - Tekstslide
Stoommachine
rond 1764
De eerste werkende stoommachine van de Industriële Revolutie was die van Thomas Newcomen rond 1705
Pas door de verbeteringen van James Watt kon de stoomachine pas echt worden ingezet.
Slide 9 - Tekstslide
Veranderingen door
de stoommachine
Leegpompen van mijnen, waardoor je dieper de grond in kunt (grondstoffen)
Oude energiebronnen (wind-, spier- en waterkracht) worden langzaam vervangen
Stoommachine is overal te plaatsen, niet alleen aan het water.
Doordat de vraag naar delfstoffen (ijzer en steenkool voor de machines) sterk toenam, moest er steeds dieper worden gegraven. Met stoommachines werd het grondwater weggepompt.
Slide 10 - Tekstslide
Engeland
rond 1700
Machtig land met een enorm groot rijk dat zich over de hele wereld uitstrekte.
De bevolking van Engeland groeit, hierdoor is er meer kleding nodig.
Veel kleding wordt gemaakt van katoen, dat door slaven op plantages wordt geplukt, en wol.
Slide 11 - Tekstslide
Pak een je schrift en een pen!
Schrijf het bord over:
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Video
Industriële samenleving
Voor het eerst in de geschiedenis!
De meerderheid van de bevolking woont in steden en de minderheid van de bevolking woont op het platteland.
De landbouw is niet meer het belangrijkste middel van bestaan.
De meerderheid van de mensen werken in de industrie en de dienstensector.
Slide 14 - Tekstslide
Dienstensector
Als je in de industrie werkt dan maak je producten.
Maar door de opkomst van fabrieken ontstonden er ook andere beroepen, die ook nodig waren.
Bijvoorbeeld in de transport.
Andere beroepsgroepen die groeiden waren wetenschappers, docenten, advocaten, boekhouders, enzovoorts...
Slide 15 - Tekstslide
Kapitalisme
Kapitaal = een groot geldbedrag.
Bij kapitalisme is het belangrijkste doel het maken van zo veel mogelijk winst.
De fabriekseigenaren probeerden op allerlei manieren veel winst te maken. Bijvoorbeeld??
En de arbeiders??
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Video
Checken
Slide 18 - Tekstslide
Welk begrip hoort bij deze betekenis: Periode van grote en snelle verandering in West-Europa door de komst van industrie; deze periode duurde van 1760 tot 1850.
A
Industrialisatie
B
Kapitalisme
C
Industriële revolutie
D
Monarchie
Slide 19 - Quizvraag
Wat is industrialisatie?
A
Een periode van grote en snelle verandering door de komst van industrie.
B
Het ontstaan van industrie (fabrieken) in een gebied waar eerst vooral landbouw was.
C
Een speciale dans.
D
Mensen die in fabrieken werken.
Slide 20 - Quizvraag
Wat is een van de belangrijkste uitvindingen van de revolutie?
A
stoommachine
B
ploeg
C
straatverlichting
D
dienstensector
Slide 21 - Quizvraag
Rond 1800 werkten de meeste mensen in Nederland in de:
A
landbouw
B
handel
C
industrie
D
diensten
Slide 22 - Quizvraag
In welk land begon de Industriële revolutie?
A
Frankrijk
B
Engeland
C
Nederland
D
Duitsland
Slide 23 - Quizvraag
Door welke uitvinding konden de mensen, rond 1740, sneller weven?
A
De uitvinding van de stoommachine
B
De uitvinding van de Spinning Jenny
C
De uitvinding van de schietspoel
D
De uitvinding van het weefgetouw
Slide 24 - Quizvraag
Door welke uitvinding konden de mensen, rond 1760 sneller spinnen?
A
De uitvinding van de stoommachine
B
De uitvinding van de Spinning Jenny
C
De uitvinding van de schietspoel
D
De uitvinding van het spinnewiel
Slide 25 - Quizvraag
In welke sectoren begon de Industriële Revolutie?
A
Handel en nijverheid
B
Handel en landbouw
C
Landbouw en textiel
D
Textiel en handel
Slide 26 - Quizvraag
Welke uitspraak over de bron is juist? (blauw is landbouw/visserij, rood is industrie en handnijverheid en groen is dienstensector).
A
In 1850 werkten de meeste mensen in de industrie.
B
In 1850 werkten meer mensen in de dienstensector dan in 1900.
C
In 1900 werkten meer mensen in de dienstensector dan in 1850.
D
Geen van de genoemde uitspraken is juist.
Slide 27 - Quizvraag
Welke sector ontstaat door de komst van de industrialisatie?
A
landbouwsector
B
industriesector
C
informele sector
D
dienstensector
Slide 28 - Quizvraag
De groei van het aantal stadsbewoners noemen we:
A
suburbanisatie
B
verdorpeling
C
formele sector
D
verstedelijking
Slide 29 - Quizvraag
Vul het juiste woord in: Verstedelijking is een ............... van de industrialisatie.