1) Theorie persoonsvorm en zinsdelen Grammatica Zinsdelen H1
2) Bespreken huiswerk
3) Uitleg zinsdelen
4) Maken opdracht 2 blz. 29
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1
In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Programma
1) Theorie persoonsvorm en zinsdelen Grammatica Zinsdelen H1
2) Bespreken huiswerk
3) Uitleg zinsdelen
4) Maken opdracht 2 blz. 29
Slide 1 - Tekstslide
Lesdoel
Je kunt de persoonsvorm vinden in de zin en je kunt zinnen in zinsdelen verdelen.
Slide 2 - Tekstslide
Wat is de persoonsvorm?
De persoonsvorm is een werkwoord dat zich aanpast aan het onderwerp (aan de persoon). Het geeft dus getal aan: als het onderwerp enkelvoud is, dan is de persoonsvorm ook in het enkelvoud.
Verder geeft de persoonvorm tijd (tegenwoordige of verleden tijd) aan.
Slide 3 - Tekstslide
Hoe vind je de persoonsvorm(-en) (pv)?
Wij gaan dit weekend naar Groningen, omdat wij willen gaan wadlopen.
Wat gebeurt er als je de zin vragend maakt?
Wat gebeurt er als je de zin in een andere tijd zet?
Wat gebeurt er als je het getal verandert?
Het is dus het beste om de zin van TIJD te veranderen!
Slide 4 - Tekstslide
Bespreken opdracht 1
Slide 5 - Tekstslide
Zinsdelen
Woorden die samen een brokje informatie geven vormen samen een zinsdeel. Dat zinsdeel heeft een functie, bijv. onderwerp, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp of bijwoordelijke bepaling.
Je kunt dit controleren door:
het zinsdeel voor de persoonsvorm te zetten
te kijken welke woorden altijd in dezelfde volgorde naast elkaar blijven staan.
Slide 6 - Tekstslide
Voorbeeld
Gisteren / ging (=pv)/mijn moeder met mijn zusje van drie naar de stad.
Mijn moeder/ ging/ gisteren met mijn zusje van drie naar de stad.
Naar de stad/ ging mijn moeder gisteren met mijn zusje van drie.
Met mijn zusje van drie/ ging mijn moeder gisteren naar de stad.
DUS:
Gisteren/ging/mijn moeder/met mijn zusje van drie/naar de stad.
Slide 7 - Tekstslide
De aanpak van opdracht 2:
Het ontleden van een zin gaat het best als je een vaste volgorde aanhoudt.
Stap 1: Je bepaalt wat de persoonsvorm is
(door de zin in een andere tijd te zetten)
Stap 2: Je bepaalt wat de zinsdelen zijn
(Welke woorden geven samen een stukje informatie? Deze woorden vormen samen een zinsdeel.)
Slide 8 - Tekstslide
Maak opdracht 2
Ben je klaar, ga dan verder met opdracht 4!
Als er genoeg tijd is, bespreken we opdracht 2 zo meteen.
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.