Herhaling grammatica blok 1 t/m 4

Wat weet je nog?
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Wat weet je nog?

Slide 1 - Tekstslide

Welke begrippen die te maken hebben met grammatica ken je nog?

Slide 2 - Woordweb

ZINSONTLEDING
vmbo

persoonsvorm
werkwoordelijk gezegde
onderwerp
ZINSONTLEDING
havo/vwo

persoonsvorm
werkwoordelijk gezegde
onderwerp
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
bijwoordelijke bepaling

Slide 3 - Tekstslide

Ik geef morgen een boek aan de allerliefste leerling. 
Ontleed de zin.
1. Zet zinsdeelstrepen
2. Benoem de PV:
3. Benoem het WG:
3. Benoem het OW:
4. Benoem het LV:
5. Benoem het MV:
6. Benoem de BWB:

Slide 4 - Tekstslide

Staan de zinsdeelstrepen op de goede plek?
Ik / wil / morgen niet / naar school.
A
Ja
B
Nee, er moet een streep tussen 'morgen' en 'echt niet'
C
Nee, er moet een streep tussen 'naar' en 'school'
D
Nee, de streep tussen 'niet' en 'naar' moet weg.

Slide 5 - Quizvraag

Wat is géén officiële manier om de persoonsvorm te vinden?
A
De tijdproef
B
De getalproef
C
De vraagzin
D
De loopproef

Slide 6 - Quizvraag

Waar kun je de loopproef of smurfproef wél voor gebruiken?
A
Om achter de juiste spelling van een werkwoord te komen.
B
Om erachter te komen in welke vorm een werkwoord staat.
C
Om achter het onderwerp van de zin te komen.
D
Om snel naar de les Nederlands te kunnen wandelen.

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het onderwerp is de volgende zin:
Komt Fleurs vader ook naar onze voetbalwedstrijd?

Slide 8 - Open vraag

WOORDSOORTEN
vmbo

werkwoord
lidwoord
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
voorzetsel


WOORDSOORTEN
havo/vwo
(zelfstandig- en hulp-)
werkwoord
lidwoord
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
voorzetsel
persoonlijk voornaamwoord

Slide 9 - Tekstslide

Weet je het nog?

Slide 10 - Tekstslide


Slide 11 - Open vraag


Slide 12 - Open vraag


Slide 13 - Open vraag


Slide 14 - Open vraag

Een zelfstandig naamwoord...
A
...is een mens of dier
B
...is een mens, dier of ding.
C
...is een mens, dier, ding of naam.
D
...gebruik je niet vaak.

Slide 15 - Quizvraag

Een bijvoeglijk naamwoord...
A
zegt iets over een zelfstandig naamwoord
B
zegt iets over een werkwoord
C
kan iets zeggen over een zelfstandig naamwoord en een werkwoord
D
kan iets zeggen over alle zinsdelen.

Slide 16 - Quizvraag

Zelfstandig naamwoorden
LIDWOORDEN
DE
HET
EEN
huis
hond
fietsen
glazen
plantje

Slide 17 - Sleepvraag

VMBO AAN DE SLAG
Maak opdracht 7 en 8 
van grammatica blok 5
blz. 221 en 222

Slide 18 - Tekstslide

Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin:
Ik wil in oktober een bakje aardbeien voor mijn zus kopen.

Slide 19 - Open vraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de volgende zin: Ik wil in oktober een bakje aardbeien voor mijn zus kopen.

Slide 20 - Open vraag

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin: Ik wil in oktober een bakje aardbeien voor mijn zus kopen.

Slide 21 - Open vraag

Wat is de bijwoordelijke bepaling in de volgende zin: Ik wil in oktober een bakje aardbeien voor mijn zus kopen.

Slide 22 - Open vraag

Wat is géén persoonlijk voornaamwoord?
A
jullie
B
hem
C
zij
D
mijn

Slide 23 - Quizvraag