Opdracht: Tekenen cellen en benoemen cel-kenmerken
Op school doe je een les microscopie
over cellen en cel-kenmerken
Slide 2 - Tekstslide
Maak een schematische tekening
1. Gebruik het tekenblad / de tekenbladen die je hebt gekregen
2. Bovenaan vul je alleen je naam, klas en datum in
3. Aan de rechterkant ga je de onderdelen benoemen zoals de moet
4. Je noteert boven elke tekening bij welk rijk de cel behoort.
5. Bij elke tekening benoem de cel-kenmerken op de juiste manier.
Houd je aan de tekenregels!
Kijk je werk na en verbeter!
Laat je werk (de volgende les) zien!
Slide 3 - Tekstslide
1.
Start met het tekenen van het celmembraan van de cel die je wilt teken
2. Teken een deel van de celmembranen van de buurcellen
3.
Teken wat je binnen de cel ziet (alleen van 'jouw' cel)
4.
Benoem op de juiste manier
TIP: Teken 1 en 2 eerst heel heel dun (zodat je het nauwelijks ziet, heel zachtjes drukken). Iets weggummen kan zonder dat je dat ziet! Vorm goed? Teken nu echt, ga over het dunne lijntje heen zodat de vorm goed zichtbaar is.
Als je het nodig vindt, kun je dit ook eerst heel heel dun doen, maar liever niet want bij weggummen ga je vast de lijnen van 1 en 2 ook raken.
Let op: Je tekent van de cellen die tegen die cel aanliggen een klein stukje van de rand van die cellen.
Rand = celmembraan De ruimte tussen de randen: celwand Je ziet de kern van de cel in het cytoplasma liggen. Benoem: celmembraan / celwand / kern / cytoplasma
Maak een schematische tekening van de cel die aangewezen wordt met de pijlen.
Slide 7 - Tekstslide
Volgende slides:
Nakijkblad
Opdracht: schematische tekening Waterpest.
Slide 8 - Tekstslide
Naam - Titel - ....... invullen
Onderdelen benoemen
Vergelijk jouw tekening en jouw manier van benoemen met deze tekening.
Let eerst op de vorm - lijkt de vorm op de cel die je ging tekenen?
Heb je strakke gesloten lijnen, de celmembranen getekend? NIET ingekleurd? Heb je een deel van de buurcellen getekend? Op de juiste manier benoemd?
Slide 9 - Tekstslide
Maak een schematische tekening van de cel die aangewezen wordt met de pijlen.
Let op: Je tekent van de cellen die tegen die cel aanliggen een klein stukje van de rand van die cellen.
Slide 10 - Tekstslide
Je hebt eerst het celmembraan van jouw cel getekend (heel licht gedrukt). Daarna een deel van het celmembraan van de buurcellen.
Daarna heb je het duidelijk zichtbaar getekend en de onderdelen binnen jouw cel, schematisch getekend en deze benoemd
Slide 11 - Tekstslide
Voorbeeld van een schematische tekening van een niet-bestaande cel met buurcellen
celmembraan
cytoplasma
Extra info: In het cytoplasma drijven de bladgroenkorrels
Het celmembraan is een dun vliesje. Tussen de celmembranen van de cellen, ligt de celwand.
bladgroenkorrel
celwand
rode pijl moet zwarte lijn zijn
Slide 12 - Tekstslide
Controleer jouw tekening
1. Je hebt de juiste vorm getekend.
Jouw cel lijkt op de cel die je moet tekenen. Verhoudingen goed!
2. Je hebt een dubbele rand getekend.
Rand = celmembraan Tussen de celmembranen bevindt zich de celwand
3. Je hebt een deel van de celmembranen van de buurcellen getekend
4. Je hebt NIETS ingekleurd
5. Je hebt gesloten, strakke lijnen getekend Fout:
6. Je hebt getekend met een potlood met scherpe punt
7. Er zijn geen gomlijnen te zien
8. Je hebt bij het benoemen horizontale lijnen getrokken
9. De benoemde onderdelen staan achter de lijn, netjes onder elkaar