‹Terug naar zoeken

2122 H5 formuleren bij examens #1

1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Welke antwoorden zijn onjuist door een foutieve formulering en waarom?
A
De overheid is hypocriet en waarschuwt tegen lenen en tegelijkertijd stimuleert zij het.
B
Het oordeel dat de overheid hypocriet is. Ze waarschuwt namelijk tegen lenen en tegelijkertijd stimuleert zij het.
C
De overheid is hypocriet, want zij waarschuwt tegen lenen en tegelijkertijd stimuleert zij het.
D
De overheid waarschuwt en stimuleert het lenen, ook is zij hypocriet.

Slide 4 - Quizvraag

Slide 5 - Tekstslide

Leren lenen
Analyseer in tweetallen de open vragen die horen
bij tekst 2 Leren lenen en tekstfragment 1. 
Geef in het schema op blz. 7 aan:
  • welke actie bij deze vraag hoort
  • wat de eisen zijn voor het formuleren
  • of de formulering van het antwoord een structurerende zin of signaalwoord nodig heeft

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeeld

Slide 7 - Tekstslide

Leren lenen
Analyseer in tweetallen de open vragen die horen
bij tekst 2 Leren lenen en tekstfragment 1. 
Geef in het schema op blz. 7 aan:
  • welke actie bij deze vraag hoort
  • wat de eisen zijn voor het formuleren
  • of de formulering van het antwoord een structurerende zin of signaalwoord nodig heeft

timer
15:00

Slide 8 - Tekstslide

Vraag 13: open vraag.
Type vraag?
A
Reden geven
B
Uitleggen
C
Argumenteren
D
Oorzaak en reden

Slide 9 - Quizvraag

Vraag 13: eisen aan de formulering?
A
Geen
B
Een of meer volledige zinnen
C
Een of meer volledige zinnen met een maximum aantal woorden

Slide 10 - Quizvraag

Vraag 13: wat is nodig?
A
Geen
B
Signaalwoord
C
Structurerende zin
D
Structurerende zin én signaalwoord

Slide 11 - Quizvraag

Vraag 14: open vraag.
Type vraag?
A
Reden geven
B
Uitleggen
C
Argumenteren
D
Oorzaak en reden

Slide 12 - Quizvraag

Vraag 14: eisen aan de formulering?
A
Geen
B
Een of meer volledige zinnen
C
Een of meer volledige zinnen met een maximum aantal woorden

Slide 13 - Quizvraag

Vraag 14: wat is nodig?
A
Geen
B
Signaalwoord
C
Structurerende zin
D
Structurerende zin én signaalwoord

Slide 14 - Quizvraag

Vraag 15: open vraag.
Type vraag?
A
Reden geven
B
Uitleggen
C
Argumenteren
D
Oorzaak en reden

Slide 15 - Quizvraag

Vraag 15: eisen aan de formulering?
A
Geen
B
Een of meer volledige zinnen
C
Een of meer volledige zinnen met een maximum aantal woorden

Slide 16 - Quizvraag

Vraag 15: wat is nodig?
A
Geen
B
Signaalwoord
C
Structurerende zin
D
Structurerende zin én signaalwoord

Slide 17 - Quizvraag

Vraag 16: open vraag.
Type vraag?
A
Reden geven
B
Uitleggen
C
Argumenteren
D
Oorzaak en reden

Slide 18 - Quizvraag

Vraag 16: eisen aan de formulering?
A
Geen
B
Een of meer volledige zinnen
C
Een of meer volledige zinnen met een maximum aantal woorden

Slide 19 - Quizvraag

Vraag 16: wat is nodig?
A
Geen
B
Signaalwoord
C
Structurerende zin
D
Structurerende zin én signaalwoord

Slide 20 - Quizvraag

Vraag 17: open vraag.
Type vraag?
A
Reden geven
B
Uitleggen
C
Argumenteren
D
Oorzaak en reden

Slide 21 - Quizvraag

Vraag 17: eisen aan de formulering?
A
Geen
B
Een of meer volledige zinnen
C
Een of meer volledige zinnen met een maximum aantal woorden

Slide 22 - Quizvraag

Vraag 17: wat is nodig?
A
Geen
B
Signaalwoord
C
Structurerende zin
D
Structurerende zin én signaalwoord

Slide 23 - Quizvraag

Vraag 18: open vraag.
Type vraag?
A
Reden geven
B
Uitleggen
C
Argumenteren
D
Oorzaak en reden

Slide 24 - Quizvraag

Vraag 18: eisen aan de formulering?
A
Geen
B
Een of meer volledige zinnen
C
Een of meer volledige zinnen met een maximum aantal woorden

Slide 25 - Quizvraag

Vraag 18: wat is nodig?
A
Geen
B
Signaalwoord
C
Structurerende zin
D
Structurerende zin én signaalwoord

Slide 26 - Quizvraag

Vraag 21: open vraag.
Type vraag?
A
Reden geven
B
Uitleggen
C
Argumenteren
D
Oorzaak en reden

Slide 27 - Quizvraag

Vraag 21: eisen aan de formulering?
A
Geen
B
Een of meer volledige zinnen
C
Een of meer volledige zinnen met een maximum aantal woorden

Slide 28 - Quizvraag

Vraag 21: wat is nodig?
A
Geen
B
Signaalwoord
C
Structurerende zin
D
Structurerende zin én signaalwoord

Slide 29 - Quizvraag

Vraag 23: open vraag.
Type vraag?
A
Reden geven
B
Uitleggen
C
Argumenteren
D
Oorzaak en reden

Slide 30 - Quizvraag

Vraag 23: eisen aan de formulering?
A
Geen
B
Een of meer volledige zinnen
C
Een of meer volledige zinnen met een maximum aantal woorden

Slide 31 - Quizvraag

Vraag 23: wat is nodig?
A
Geen
B
Signaalwoord
C
Structurerende zin
D
Structurerende zin én signaalwoord

Slide 32 - Quizvraag

Vraag 24: open vraag.
Type vraag?
A
Reden geven
B
Uitleggen
C
Argumenteren
D
Oorzaak en reden

Slide 33 - Quizvraag

Vraag 24: eisen aan de formulering?
A
Geen
B
Een of meer volledige zinnen
C
Een of meer volledige zinnen met een maximum aantal woorden

Slide 34 - Quizvraag

Vraag 24: wat is nodig?
A
Geen
B
Signaalwoord
C
Structurerende zin
D
Structurerende zin én signaalwoord

Slide 35 - Quizvraag

Waar let je dus op bij het formuleren van een antwoord?

Slide 36 - Open vraag

Meer lessen zoals deze

Formuleren (1)

- Les met 13 slides
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Formuleren (2)

- Les met 12 slides
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Formuleren (2)

- Les met 12 slides
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Formuleren (2+)

- Les met 10 slides
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Examentraining 5 havo les 5-10 (met teksten uit 2017 en 2018)

- Les met 11 slides
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

2018examen

- Les met 40 slides
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Examentraining 5 havo les 5-10 (met teksten uit 2017 en 2018)

- Les met 30 slides
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Examentraining 5 havo les 5-10 (met teksten uit 2017 en 2018)

- Les met 36 slides
NederlandsMiddelbare school