Unit 1.1

Welcome 
To do:
Make sure you can use lessonup (even inloggen met klascode!)
Today: Unit 1 lesson 1
Grammar: plural (meervoud) 
At the end of this lesson you know some words in plural (meervoud)  & you had a reminder of how to use the online method!

1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welcome 
To do:
Make sure you can use lessonup (even inloggen met klascode!)
Today: Unit 1 lesson 1
Grammar: plural (meervoud) 
At the end of this lesson you know some words in plural (meervoud)  & you had a reminder of how to use the online method!

Slide 1 - Tekstslide

Even inloggen met lessonup!

Slide 2 - Tekstslide

Plurals (= meervoud):
What is the plural of:
A
child's
B
childs
C
childes
D
children

Slide 3 - Quizvraag

Plurals (= meervoud):
What is the plural of:
A
shoe
B
shoes
C
schoenen
D
shoos

Slide 4 - Quizvraag

Plurals (= meervoud):
What is the plural of:
A
mouses
B
mice
C
mices
D
mouse's

Slide 5 - Quizvraag

Plurals (= meervoud):
What is the plural of:
A
taxies
B
taxi's
C
taxis
D
taxie's

Slide 6 - Quizvraag

Plurals (= meervoud): What is the plural of
wolf?
A
wolves
B
wolfs
C
wolvs
D
wolfes

Slide 7 - Quizvraag

Plural (=meervoud):
What is the plural of:
A
heroes
B
hero's
C
heros
D
held

Slide 8 - Quizvraag

Plurals (= meervoud):
What is the plural of:
A
knife's
B
knifes
C
knives
D
kniven

Slide 9 - Quizvraag

Plurals (= meervoud):
What is the plural of:
A
tomatos
B
tomaten
C
tomato's
D
tomatoes

Slide 10 - Quizvraag

Plurals (= meervoud):
What is the plural of:
A
babys
B
baby's
C
babies
D
babyes

Slide 11 - Quizvraag

Plurals (=meervoud): What is the plural of bus?
A
buss
B
busses
C
buses
D
buse's

Slide 12 - Quizvraag

plural (Meervoud)
https://www.mrchadd.nl/academy/vakken/engels/meervoud

( Klik op de link voor een opfriscursus) 
You can watch this at home to practise for your test

Slide 13 - Tekstslide

Plural
Meestal is meervoud in het Engels +s
Woorden die eindigen met een s klank: Zoals: Box- Boxes <-- es
Woorden die eindigen op een o (patato, tomato) krijgen +oes --> tomatoes-patatoes
Woorden die eindigen op een y krijgen --> ies. Baby- babies
Woorden die eindigen op een f/fe krijgen -ves --> wolf-wolves 

Slide 14 - Tekstslide

To do:
Unit 1 lesson 1
Page 8 & 9 
exercise 1 t/m 4

Not done? No problem! It's homework for Monday

Slide 15 - Tekstslide