3.2 Zien

3.2 Zien 
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

3.2 Zien 

Slide 1 - Tekstslide

Agenda
  • Herhaling 3.1 deel I
  • Lezen 3.2 t/m EIND
  • Leerdoelen 3.2 deel II
  • Theorie 3.2 deel II
  • Opdrachten
  • Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Wat is hier de prikkel?
Prikkel

Slide 3 - Sleepvraag

prikkel
impuls
bewustworden

Slide 4 - Sleepvraag

Zoek bij elk zintuig de juiste taak
Warmtezintuigen
Tastzintuigen
koudezintuigen
Pijnzintuigen

Zijn er voor de prikkel pijn

Zijn gevoelig voor de prikkel, "hoe voelt het voorwerp aan"

Zijn gevoelig voor de prikkel "lagere temperatuur"

Zijn gevoelig voor de prikkel "hogere temepratuur"

Slide 5 - Sleepvraag

Gezichtszintuig
Gehoorzintuig
Reukzintuig
Smaakzintuig
Evenwichtsorgaan
Licht waarnemen
Geluid waarnemen
zwaartekracht waarnemen
Geur waarnemen
Smaak waarnemen

Slide 6 - Sleepvraag

1
2
3
4
5
In de zintuigcellen ontstaan impulsen
De impuls wordt door zenuwen naar de hersenen geleid
De hersenen verwerken de impulsen van alle zintuigen
Je wordt je bewust van wat je waarneemt
Een prikkel komt via het zintuig in de zintuigcel terecht

Slide 7 - Sleepvraag

Welke typen zenuwcellen zie je in de afbeelding hieronder?
huid
spier
bewegingszenuwcel
gevoelszenuwcel
schakelzenuwcel

Slide 8 - Sleepvraag

Sleep de juiste betekenis naar het juiste begrip. 
Gevoelszenuwcel 
Bewegingszenuwcel 
Schakelcel 
Impulsen van zintuigcel naar hersenen 
Impulsen van hersenen naar spieren 
Impulsen van en naar beide zenuwcellen 

Slide 9 - Sleepvraag

Lezen theorie 3.2
Lees de theorieblokken t/m EIND (groene boxen)
Arceer kernzinnen/kernwoorden
timer
7:00

Slide 10 - Tekstslide

Leerdoelen 3.2 
1. Je kunt de delen van je oog benoemen en van ieder deel de functie noemen.
2. Je kunt uitleggen hoe je ogen werken.
3. Je kunt uitleggen hoe je kleuren waarneemt. 
4. Je kunt uitleggen waardoor er steeds genoeg licht in je oog komt.
5. Je kunt uitleggen waardoor je scherp kunt zien.
6. Je kunt uitleggen wanneer iemand een bril nodig heeft.
7. Je kunt uitleggen hoe je diepte ziet.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Iris: gekleurde gedeelte, in de iris zit een opening

Pupil: het licht gaat door de pupil heen 

• Om de iris ligt het oogwit

Slide 13 - Tekstslide

• wenkbrauwen, oogleden en wimpers beschermen je ogen tegen stof en zweet

Slide 14 - Tekstslide


  • Boven oog zit de traanklier
  • Aanmaak van traanvocht 
  • Bij het knipperen wordt er traanvocht over je ogen verspreid, je ogen drogen niet uit en spoelen kleine vuiltjes weg
  • Ontsmettend: zoute traanvocht ontsmet, minder kans op ooginfecties door bacteriën

Slide 15 - Tekstslide

• Vocht en vuiltjes worden door de traanbuis afgevoerd naar je neus

• Bij huilen maakt de traanklier heel veel traanvocht, traanbuisjes stromen dan over

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Hoe werken je ogen
  • 3 lagen

  • buitenste laag: harde
       oogvlies
  • middelste laag: vaatvlies
  • binnenste laag: netvlies
  • oog is opgevuld met het
        glasachtig lichaam

Slide 18 - Tekstslide

Harde oogvlies
  • buitenste vlies van je oogbol
  • wit(oogwit), stevig,
beschermt alles wat in je
oog ligt
  • gedeelte voor de iris is
doorzichtig: hoornvlies
  • licht komt door het
hoornvlies naar binnen

Slide 19 - Tekstslide

Vaatvlies
  • middelste laag
  • hierin zitten bloedvaatjes
  • via bloed komen alle stoffen die het oog nodig heeft
  • voorkant van je oog is het
       gekleurd = iris 

Slide 20 - Tekstslide

Netvlies
  • binnenste vlies en is het lichtzintuig
  • lichtgevoelige zintuigjes die de prikkel licht opvangen

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Gele vlek
  • plaats recht achter de pupil
  • hiermee zie je het best, hier
       zitten namenlijk de meest
       lichtgevoelige zintuigen

Blinde vlek: hier ziet de oogzenuw vast aan de oogbol, hier zit geen netvlies met zintuigcellen

Slide 23 - Tekstslide

Netvlies: gele vlek
Netvlies bevat twee soorten zintuigcellen : staafjes en kegeltjes.

Slide 24 - Tekstslide

Staafjes
Met de staafjes zie je zwart, wit en grijstinten. Staafjes werken bij weinig licht, dus ‘s avonds en ‘s nachts. 

Slide 25 - Tekstslide

Kegeltjes
- Met de kegeltjes zie je kleuren. De kegeltjes werken overdag, met veel licht. 
- Er zijn drie typen kegeltjes: voor rood, groen licht en blauw licht. 
- Kegeltjes liggen vooral in de gele vlek. 

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

Het pupilreflex

Slide 28 - Tekstslide

Scherp zien
Je kan scherp zien doordat je je ooglens boller en platter kunt maken (= accomoderen).

Bol = dichtbij
Plat = veraf

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Video

Een bril?
Korte oogbol = verziend = bolle lenzen bril (+)

Lange oogbol = bijziend = holle lenzen (-)

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Video

Opdracht
Maak de volgende (online) opdrachten 



timer
10:00

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Link

Slide 36 - Link

Slide 37 - Link

Afsluiting
  • Maak afsluitende opdrachten

  • Spullen opruimen 
  • Wachten op de bel 

Slide 38 - Tekstslide

In de gele vlek liggen alleen
A
Kegeltjes
B
Staafjes

Slide 39 - Quizvraag

In welke laag liggen de zintuigcellen van een oog?
A
In het vaatvlies
B
In het netvlies
C
In het harde oogvlies

Slide 40 - Quizvraag

In welk onderdeel van het oog komt licht binnen?
A
Iris
B
Pupil
C
Netvlies
D
Staafjes en kegeltjes

Slide 41 - Quizvraag

De rest van het netvlies zitten vooral
A
Kegeltjes
B
Staafjes

Slide 42 - Quizvraag

Welke onderdeel beschermt het oog doordat het zo stevig is.
A
Pupil
B
Harde oogvlies
C
Iris
D
Netvlies

Slide 43 - Quizvraag

Je neemt kleuren waar met je
A
Kegeltjes
B
Staafjes

Slide 44 - Quizvraag

Welk gedeelte van het harde oogvlies is doorzichtig?
A
Hoornvlies
B
Pupil
C
Vaatvlies
D
Netvlies

Slide 45 - Quizvraag

Hoe noemen we nummer 3?
A
pupil
B
iris
C
harde oogvlies
D
glasachtig lichaam

Slide 46 - Quizvraag

De gele vlek is de plaats waar...
A
De verhouding kegeltjes en staafjes gelijk zijn zodat je een helder beeld hebt
B
de meeste staafjes zitten en waar je dus het best contouren kan zien
C
de meeste kegeltjes zitten en waar je dus het best kleur kan zien
D
de plaats waar geen kegeltjes en geen staafjes zijn, je ziet dan vooral geel

Slide 47 - Quizvraag