3.7 grammatica MV

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Welkom

Ga rustig zitten.

Telefoon ligt in je kluisje.

Pak je werkboek + laptop

en zet je tas op de grond.

lesopbouw

• Wat weet ik al?
  
• doel
• oefenen
  
• zelfstandig werken
• afsluiting
  

Doel

Aan het eind van de les kan ik:

het meewerkend voorwerp 

in een zin benoemen.

wat weet ik al?

persoonsvorm

werkwoordelijk gezegde

onderwerp

lijdend voorwerp

meewerkend voorwerp

Mijn beste vriendin heeft een brief geschreven aan mij.

• heeft geschreven = WG
• Mijn beste vriendin = OND
• een brief = LV 
• aan mij = MV

meewerkend voorwerp

Let op: niet elke zin heeft een meewerkend voorwerp!

• Je herkent het MV door het woordje aan of voor.
• Aan of voor kunnen in de zin staan of je kan het erbij denken.
• Je vraagt jezelf af: aan wie/wat of voor wie/wat.
  

meewerkend voorwerp

Je vraagt jezelf af: aan wie of voor wie?

Ik heb dit cadeautje gekocht voor mijn beste vriendin.

mv = 

Mijn leraar geschiedenis vertelt ons graag mooie verhalen.

mv = 

Artsen hebben aan de slachtoffers medicijnen uitgedeeld.

MV?

1. aan de slachtoffers
2. artsen
3. medicijnen
4. slachtoffers

Deze brokjes zijn voor onze hond.

MV?

1. deze brokjes
2. onze hond
3. voor onze hond
4. brokjes

De burgemeester is vanmorgen het eerste exemplaar aangeboden.

MV?

1. burgemeester
2. vanmorgen
3. de burgemeester
4. aangeboden

zelfstandig werken

hoofdstuk 1.7  grammatica blz. 73

opdracht 14

hoofdstuk 3.7 grammatica, blz. 225

opdracht 1. 5, 6 en 9

LET OP: geen zinsdeelstrepen zetten!

afsluiting

Aan het eind van de les kan ik:

het lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp

of bijwoordelijke bepaling

in een zin benoemen.

Ik kan een voldoende halen op de toets voor het onderdeel dat ik geoefend heb deze les.

😒🙁😐🙂😃