PASSE-COMPOSE exercices 5-12-23

 LE PASSÉ COMPOSÉ 2HV

Les buts:
- apprendre le passé composé
- utiliser le passé composé (carte postale)
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1-3

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

 LE PASSÉ COMPOSÉ 2HV

Les buts:
- apprendre le passé composé
- utiliser le passé composé (carte postale)

Slide 1 - Tekstslide

De werkwoorden op -ER

Slide 2 - Tekstslide

De werkwoorden op -ER
= Ik eet een banaan
= Ik heb een banaan gegeten

Slide 3 - Tekstslide

Wat is "le passé composé"?
De passé composé is hetzelfde als in het Nederlands een combinatie van onderwerp, hulpwerkwoord en voltooid deelwoord (de v.t.t.)
De passé composé gaat met z'n 2!

Ik heb gelopen / wij hebben gefietst / zij zijn gegaan
(je hebt iets gedaan)

Slide 4 - Tekstslide

Hoe maak je een passé composé?
STAPPENSCHEMA

Slide 5 - Tekstslide

STAP 1
Kies voor de passé composé de juiste 
vorm van  

AVOIR

Slide 6 - Tekstslide

STAP 1
Ik heb                                    = j'ai
Jij hebt                                  = tu as 
Hij/zij/men heeft              = il/elle/on a
Wij hebben                         = nous avons, on a
Jullie hebben / u heeft   = vous avez 
zij hebben                            = ils / elles ont 

Slide 7 - Tekstslide

STAP 2
Maak het voltooid deelwoord 
(in dit geval met een werkwoord op -ER)
donner

Slide 8 - Tekstslide

Voltooid deelwoord zelf maken:
donner
donné

Slide 9 - Tekstslide

Voilà! Le passé composé
WW
Passé Composé
Exemple
donner
donné
J'ai donné (ik heb gegeven)
parler
parlé
J'ai parlé (ik heb gesproken)
manger
mangé
J'ai mangé (ik heb gegeten)

Slide 10 - Tekstslide

Uitzonderingen
WW
Passé Composé
Exemple
avoir
eu
J'ai eu (ik heb gehad)
être
été
J'ai été (ik ben geweest)
faire
fait
J'ai fait (ik heb gemaakt/ gedaan)

Slide 11 - Tekstslide

Uitzonderingen
WW
Passé Composé
Exemple
avoir
eu
J'ai eu (ik heb gehad)
être
été
J'ai été (ik ben geweest)
faire
fait
Tu as fait (ik heb gedaan/ gemaakt)
 Uit je hoofd leren!

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Le passé composé zegt iets over
A
nu
B
de toekomst
C
het verleden

Slide 14 - Quizvraag

Le passé composé is...
A
de tegenwoordige tijd
B
de toekomende tijd
C
de verleden tijd
D
de voltooid tegenwoordige tijd

Slide 15 - Quizvraag

Le passé-composé bestaat uit
hoeveel delen?

Slide 16 - Open vraag

Comment dire (Ik praat) en français:
A
je parlais
B
je parle
C
je ai parlé
D
j'ai parler

Slide 17 - Quizvraag

Comment dire (ik heb gepraat ) en français:
A
je parlait
B
j'ai parlé
C
j'as parler
D
je ai parlé

Slide 18 - Quizvraag

Passé composé
Manger
j'ai
Parler
tu as
Danser
il a
Jouer
on a
Aimer
nous avons
mangé
parlé
dansé
joué
aimé

Slide 19 - Sleepvraag

Passé composé
-er
j'ai
être
il a
avoir
on a
faire
nous avons
travaillé
été
eu
fait

Slide 20 - Sleepvraag

Maak le Passé Composé:
"Je joue aux jeux vidéos".

Slide 21 - Open vraag

Werkwoorden op -ir
Welke regel pas je toe bij de passé composé?
A
stam + uitgang (is,is,it,issons,issez, issent)
B
avoir + volt.dw (stam+i)
C
stam nous-vorm + uitgang (ais,ais,ait,ions,iez,aient
D
stam + uitgang (e,es,e,ons,ez,ent)

Slide 22 - Quizvraag

Comment conjugue-t-on 'choisir ' au passé composé avec 'nous'?
A
nous choisissons
B
nous choisîmes
C
nous choisissons
D
nous avons choisi

Slide 23 - Quizvraag

Quelle est la forme correcte pour 'nous' de 'remplir' au passé composé?
A
avons remplie
B
avons remplir
C
avons remplis
D
avons rempli

Slide 24 - Quizvraag

Quel est le participe passé du verbe remplir?
A
rempli
B
remplie
C
remplis
D
remplir

Slide 25 - Quizvraag

Quelle phrase est correcte au passé composé avec 'ils' pour 'grandir'?
A
ils grandissent
B
ils grandiraient
C
ils ont grandi
D
ils grandissent

Slide 26 - Quizvraag

Quel est le pronom correct pour 'tu' au passé composé de 'grandir'?
A
tu grandissais
B
tu grandis
C
tu as grandi
D
tu a grandi

Slide 27 - Quizvraag

Comment conjugue-t-on 'grandir' avec 'je' au passé composé?
A
je grandirai
B
je grandi
C
j'ai grandi
D
je grandis

Slide 28 - Quizvraag

Quel est le participe passé(voltooid deelwoord) du verbe 'grandir'?
A
grandi
B
grandis
C
grandie
D
grande

Slide 29 - Quizvraag

Nous ... le gagnant. (choisir au passé composé)

Slide 30 - Open vraag

Zet in in de passé composé (regelmatig -ir)

(finir) Ma soeur ______ ________ un cours
A
a fini
B
avez finir
C
a finé
D
as fini

Slide 31 - Quizvraag

Ils ___ (choisir, passé composé) le plat.

Slide 32 - Open vraag

Expliquez comment on forme le passé composé d'un verbe

Slide 33 - Open vraag

Maak le Passé Composé:
"Nous vendons les fleurs au marché."

Slide 34 - Open vraag

Maak le Passé Composé:
"Tu finis ton travail à neuf heures".

Slide 35 - Open vraag

Passé composé bestaat uit:

1. een vorm van AVOIR (hebben)
   2. een voltooid deelwoord(le participe passé)

Slide 36 - Tekstslide

De vooltooid deelwoord van Finir :
Fini
ex:   j'ai fini

Slide 37 - Tekstslide