7.5 Voedselketens

7.5 Voedselketens
Leerdoelen:
  1. Je weet wat de verschillen zijn tussen het dieet van omnivoren, carnivoren en herbivoren.
  2. Je kan uitleggen wat de rol is van producenten, consumenten en reducenten in een voedselketen.
  3. Je kan uitleggen hoe producenten organische stoffen opbouwen en waarom ze aan de basis staan van een voedselketen. 
  4. Je kan het verschil uitleggen tussen autotrofe en heterotrofe organismen. 
  5. Je kan uitleggen wat een voedselrelatie is.
  6. Je kan de voedselrelaties in een ecosysteem weergeven in een voedselketen en voedselweb. 
  7. Je kan het trofisch niveau van een organisme in een voedselketen aangeven. 

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

7.5 Voedselketens
Leerdoelen:
  1. Je weet wat de verschillen zijn tussen het dieet van omnivoren, carnivoren en herbivoren.
  2. Je kan uitleggen wat de rol is van producenten, consumenten en reducenten in een voedselketen.
  3. Je kan uitleggen hoe producenten organische stoffen opbouwen en waarom ze aan de basis staan van een voedselketen. 
  4. Je kan het verschil uitleggen tussen autotrofe en heterotrofe organismen. 
  5. Je kan uitleggen wat een voedselrelatie is.
  6. Je kan de voedselrelaties in een ecosysteem weergeven in een voedselketen en voedselweb. 
  7. Je kan het trofisch niveau van een organisme in een voedselketen aangeven. 

Slide 1 - Tekstslide

Eerst een terugblik naar 7.1 t/m 7.4

Slide 2 - Tekstslide

De Coloradokever leeft onder andere op de Aardappel (Solanum tuberosum L.), op de Tomaat (Solanum lycopersum L.) en op Bitterzoet (Solanum dulcamara L.).
Behoren deze planten tot hetzelfde genus (geslacht)? En tot dezelfde soort?
A
alleen tot hetzelfde genus
B
alleen tot dezelfde soort
C
zowel tot hetzelfde genus en tot dezelfde soort

Slide 3 - Quizvraag

De larve van de nachtvlinder heeft een groot aantal bacteriën in zijn verteringskanaal. Deze bacteriën spelen een belangrijke rol bij de vertering van het voedsel van de larven
Met welke biologische term wordt de relatie tussen de larve en de bacteriën aangeduid?
A
Mutualisme
B
Commensalisme
C
Parasitisme

Slide 4 - Quizvraag

1: alle abiotische factoren in een bepaald heidegebied.
2: alle dieren die in Nederland leven, in samenhang met de plantengroei.
3: alle eekhoorns in een loofbos, in samenhang met de bomen.
4: alle organismen die in een bepaald meertje leven, in samenhang met de abiotische factoren.

Welke bewering gaat over een ecosysteem?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Video

3 Groepen eters

  • Planteneters (herbivoren) eten plantaardig voedsel.

  • Vleeseters (carnivoren) eten dierlijk voedsel.

  • Alleseters (omnivoren)eten plantaardig en dierlijk voedsel.

Slide 7 - Tekstslide

Producenten: basis van een ecosysteem
Producenten: basis van een ecosysteem

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Binas 93E1
1. Wat zijn de producenten? Hoe noem je deze organismen ook?
2. Noem een voorbeeld van een herbivoor
3. Noem een voorbeeld van een heterotroof organisme
3. Geef een voorbeeld van een voedselketen 
4. Noem een consument van de 1e, 2e, 3e en 4e orde

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht 9 blz 256

Een jonge zeeslak eet algen. Hij is
A
Omnivoor
B
Carnivoor
C
Herbivoor

Slide 12 - Quizvraag

Opdracht 9 blz. 256

Welke stof produceren de chloroplasten voor de zeeslak?

Slide 13 - Open vraag

Een boom is een voorbeeld van een autotroof organisme, omdat..
A
Hij zuurstof maakt
B
Hij zichzelf voedt
C
Hij CO2 maakt
D
Hij anderen voedt

Slide 14 - Quizvraag

De basis van dit voedselweb is:
A
opgeloste voedingsstoffen
B
zee-eenden
C
algen
D
bacteriën

Slide 15 - Quizvraag

Wie staan er aan de top van dit voedselweb?
A
opgelost organisch materiaal
B
krabben
C
organisch materiaal in sediment
D
bruinvissen

Slide 16 - Quizvraag

In welke richting teken je de pijl in een voedselketen?
A
Naar de prooi
B
Naar de predator

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Video

Slide 19 - Tekstslide

Waarop moet je letten om te bepalen welk organisme de predator en de prooi is in een grafiek?

Slide 20 - Open vraag

Afronden 7.5
- Maken 7.5 opdr. 1 t/m 9 (en kijk jezelf na)
- Controleer of je de begrippen en leerdoelen beheerst

Nog vragen? Stel ze in de volgende dia -->

Slide 21 - Tekstslide

Hierover zou ik volgende les graag nog extra uitleg willen:

Slide 22 - Open vraag