In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 40 min
Onderdelen in deze les
Afschrijvingen
Slide 1 - Tekstslide
Afschrijvingen
Slide 2 - Tekstslide
Afschrijvingen
Slide 3 - Tekstslide
Wat is afschrijving?
Afschrijving is de waardevermindering van een goed over tijd.
Een goed blijft niet altijd evenveel waard als de aanschafprijs.
Denk maar aan de prijzen op marktplaats. Die zijn vaak lager dan de oorspronkelijke prijs.
Slide 4 - Tekstslide
Binnen de bedrijfswereld
Soms koopt een bedrijf producten die het gebruikt om te kunnen functioneren.
Bijvoorbeeld een machine om flessen frisdrank te vullen.
Deze producten noemen we bedrijfsmiddelen.
Bedrijfsmiddelen worden vaak voor een lange tijd gebruikt en verliezen gaandeweg hun waarde.
Dit proces van waardevermindering heet afschrijving.
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Build-a-Bear koopt een machine om knuffels mee te vullen. Deze machine kostte €10.000 en gaat ongeveer 10 jaar mee. Na die 10 jaar gaat de machine naar de sloop en dit levert niks meer op. Hoeveel euro bedraagt de afschrijving per jaar?
Slide 7 - Open vraag
Uiteenzetting
Build-a-Bear koopt een machine om knuffels mee te vullen. Deze machine kostte €10.000 en gaat ongeveer 10 jaar mee. Na die 10 jaar gaat de machine naar de sloop en dit levert niks meer op.
De aanschafwaarde = €10.000.
Levensduur = 10 jaar
Restwaarde = €0
Slide 8 - Tekstslide
Berekening
Afschrijving per jaar = (aanschafwaarde - restwaarde) / levensduur.
Afschrijving per jaar = (10.000 - 0) / 10 = €1.000
(aanschafwaarde - restwaarde) is het af te schrijven bedrag, oftewel de totale waardevermindering over de levensduur.
Dus afschrijving per jaar is de gemiddelde waardevermindering van een product per jaar.
Slide 9 - Tekstslide
Stefan werkt als ZZP'er in de ICT. Hij koopt een pc voor €2.000 die hij na 4 jaar wil vervangen. Daarna kan hij die pc weer verkopen voor €800. Hoeveel euro schrijft Stefan af per jaar voor deze pc?
Slide 10 - Open vraag
Berekening
Aanschafprijs = €2.000.
Restwaarde = €800.
Levensduur = 4 jaar.
Afschrijving per jaar = (2.000 - 800) / 4 = ?
Afschrijving per jaar = 1.200 / 4 = 300.
Slide 11 - Tekstslide
Waarom?
Slide 12 - Tekstslide
Voorbeeld
Stel, jouw bedrijf is net verhuisd.
Het nieuwe pand kostte €400.000
Alle bedrijfsmiddelen kostte €100.000
Overige constante kosten zijn €20.000
In totaal zouden de constante kosten dus €520.000 bedragen.
Slide 13 - Tekstslide
Voorbeeld
De omzet van het eerste jaar bedraagt €100.000.
De variabele kosten bedragen €60.000.
De constante kosten waren €520.000.
Dus maak je in dat eerste jaar €... verlies.
Slide 14 - Tekstslide
Voorbeeld
De omzet van het eerste jaar bedraagt €100.000.
De variabele kosten bedragen €60.000.
De constante kosten waren €520.000.
Dus maak je in dat eerste jaar €480.000 verlies.
Slide 15 - Tekstslide
Met afschrijving
Het pand en de overige bedrijfsmiddelen gaan 10 jaar mee.
Het pand heeft een restwaarde van €350.000 en de overige bedrijfsmiddelen hebben een restwaarde van €50.000
Afschrijving per jaar over het pand = (€400.000 - €350.000) / 10 = €5.000.
Afschrijving per jaar over de bedrijfsmiddelen = (€100.000 - €50.000) / 10 = €5.000.
Slide 16 - Tekstslide
Met afschrijving
Deze afschrijving per jaar kunnen we zien als de constante kosten per jaar over het pand en de bedrijfsmiddelen.