Les 5 verwijswoorden + feedback opdr. 1 + opdracht 2 schrijfdossier

Lesplanning

* stillezen in je leesboek
* terugblik vorige les 
* opdr. 2 schrijfdossier


Lesdoel

Aan het eind van de 
les kan/weet ik:
* een alinea schrijven.
* verwijswoorden correct gebruiken.

timer
10:00
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Lesplanning

* stillezen in je leesboek
* terugblik vorige les 
* opdr. 2 schrijfdossier


Lesdoel

Aan het eind van de 
les kan/weet ik:
* een alinea schrijven.
* verwijswoorden correct gebruiken.

timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Vorige les; verwijswoorden

Slide 2 - Tekstslide

Vraag; schrijf op in je schrift
  1. Bij vrouwelijke woorden gebruik je de verwijswoorden 'deze' en 'die'. Juist of onjuist?
  2. Welke verwijswoorden gebruik je bij het-woorden (onzijdige woorden)?
  3. Wanneer gebruik je hen als verwijswoord?

Slide 3 - Tekstslide

Antwoorden
  1. Juist
  2. dit / dat / het / zijn 
  3. Bij meervoud; na een voorzetsel of bij een lv

Slide 4 - Tekstslide

Formuleren; verwijswoorden
Zelfstandig naamwoorden:
  • een woord voor een mens, dier, plant of ding.
  • Verwijswoorden: verwijzen naar een (eerdergenoemd) zn.

Slide 5 - Tekstslide

Naar zelfstandig naamwoorden
verwijs je met pers.vnw en bez.vnw:
en aanw.vnw:
mannelijk enkelvoud
hij, hem, zijn
deze, die
vrouwelijk enkelvoud
zij, ze, haar
deze, die
onzijdig
enkelvoud
het, zijn
dit, dat
meervoud
zij, ze, hen, hun
deze, die

Slide 6 - Tekstslide

Schrijfdossier
Pak een laptop en open jouw schrijfdossier.

Slide 7 - Tekstslide

Feedback
  1. Je geeft feedback aan een klasgenoot op de tekst van opdracht 1.
  2. Je krijgt feedback van een klasgenoot op jouw tekst van opdracht 1.
  3. Je past, indien nodig jouw tekst aan o.b.v. de gekregen feedback.
timer
1:00

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht 2 Creatief schrijven
Je hebt een plaats en een voorwerp uit het lijstje in je opdrachtenboek gekozen. 
Schrijf nu een verhaal van 200 - 250 woorden.
Gebruik minimaal 10 verwijswoorden en onderstreep deze.
Pak een laptop en maak opdracht 2 (verder af).

Klaar? Maak het huiswerk voor morgen (af); Taalverzorging par. E en F. Zie Plenda voor de exacte opdrachten.

Slide 9 - Tekstslide

Huiswerk
Vr 19-04:
OB Taalverzorging 
par. E: maken opdr. 3 t/m 5
par. F: maken opdr. 2 en 3

Slide 10 - Tekstslide