Week 3 - Les 2 (vrijdag)

• Engels
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Week 3 - Les 1

Unit 1 Lesson 3 + lesson 4

Planning

1) Nakijken opdr 1 t/m 6

2) Uitleg possessive 's / ...of...

3) Huiswerk

Antwoorden opdr 2

Antwoorden opdr 3

Antwoorden opdr 4

Antwoorden opdr 5

Antwoorden

 opdr 6

Planning

1) Nakijken opdr 1 t/m 6

2) Uitleg possessive 's / ...of...

3) Huiswerk

Possessive pronouns

Mijn boek = My book

Jouw auto = Your car

Zijn fiets = His bicycle

Haar haar = Her hair

Zijn/haar(dingen) kleur = Its colour

Jullie huis = Your house

Hun geld = Their money

Onze pen = Our pen

Dat boek is van mij = That book is mine

Deze auto is van jou = This car is yours

Die fiets is van hem = That bicycle is his

Deze haar is van haar = This hair is hers

Deze kleuren zijn van het = These colours are its

Dit huis is van jullie = This house is yours

Dit geld is van hen = This money is theirs

Deze pen is van ons= This pen is ours

possessive 's

Het boek van John - John's book

Het book van Tess - Tess's book

Het boek van Jamie - Jamie's book

De wol van de schapen - the sheep's wool

's geeft aan dat iets van iemand is

possessive '

Het boek van mijn zussen - My sisters' book

Het boek van mijn broers - My brothers' book

Het boek van mijn ouders - My parents' book

Het wol van de schapen - the sheep's wool

Bij meervoud gebruik je ' als het zelfstandig naamwoord eindigt op -s

aantekening: of the

De deur van het huis - The door of the house

De poot van de tafel - The leg of the table

De dop van de fles - The cap of the bottle

Bij (niet levende) dingen gebruik je of the

Let op: er zijn uitzonderingen

Overview:

's  --> Bij dieren, personen of tijd:

Jame's book, an hour's walk, the cat's litterbox

' --> Bij dieren, personen of tijd in het meervoud

My brothers' beds, our dogs' bowls, two weeks' holiday

...Of... --> Bij dingen  of geografische locaties

The colour of the bridge, the south of England

Peter has a car. It's ... car.

1. my
2. your
3. his
4. her

You have a house. It's ... house

1. my
2. your
3. his
4. its

We have a dog. It's ... dog.

1. my
2. your
3. their
4. our

They have a cat. It's ... cat

1. our
2. my
3. their
4. your

I have a laptop. It's ... laptop

1. your
2. their
3. our
4. my

Chad and Mike have a sister.
It's ... sister

1. his
2. her
3. our
4. their

Choose the correct one

1. This is my sisters book
2. This is my sisters' book
3. This is my sisters's book
4. This is the book of my sisters

Choose the correct option

1. That is Samis phone
2. That is the phone of Sami
3. That is Samis' phone
4. That is Sami's phone

Choose the correct option

1. Those are my parents shoes
2. Those are my parents's shoes
3. Those are my parents' shoes
4. Those are the shoes of my parents

Choose the correct option

1. that is Tess's book
2. that is Tess' book
3. that is Tesss book
4. That is the book of Tess

Choose the correct option

1. These are Michaels' feet
2. These are Michael's feet
3. These are Michaels feet
4. These are the feet of Michael

Choose the correct option

1. the windows of the house
2. the house's windows
3. the house' windows

Choose the correct option

1. the wall's colours
2. the colours of the walls
3. the walls' colours

Planning

1) Nakijken opdr 1 t/m 6

2) Uitleg possessive 's / ...of...

3) Maak de LessonUp

4) Huiswerk

lessonup.com

Planning

1) Nakijken opdr 1 t/m 6

2) Uitleg possessive 's / ...of...

3) Maak de LessonUp

4) Huiswerk

Homework

1) Maak opdr 7 t/m 11 van lesson 4 (blz 26 t/m 29)

2) Leer de woorden, expressions en grammatica van lesson 2+3+4

3) Werkblad (af)maken

4) Doorgeven groepjes voor cooking vlog