Herhaling H4
1 / 29
Lesduur is: 60 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Door welke middeleeuwse uitvinding kon kennis sneller verspreid worden?
A
De printer
B
De boekdrukkunst
C
De typmachine
D
De uitvinding van de pen
Slide 3 - Quizvraag
Welke gebeurtenis, in 1453, wordt ook wel gebruikt om het einde van de middeleeuwen aan te duiden?
A
De eerste kruistocht
B
De beeldenstorm
C
De val van Constantinopel
D
De verovering van Parijs
Slide 4 - Quizvraag
In de geschiedenis werken we met perioden. Welke periode kwam er na de middeleeuwen?
A
De verlichting
B
De tachtigjarige oorlog
C
De zilveren eeuw
D
De renaissance
Slide 5 - Quizvraag
Maarten Luther had kritiek op de katholieke kerk. Hij was het niet eens met de verkoop van aflaten.
Wat is een aflaat?
Wat is een aflaat?
A
Een brief waardoor je zonden werden kwijtgescholden en je naar de hemel kon.
B
Een aflaat is een slaaf.
C
Een nieuwe versie van de bijbel waarin stond dat de paus alle macht had.
D
Een arbeidsovereenkomst tussen een gildelid en de kerk
Slide 6 - Quizvraag
Nadat Luther zijn teleurstelling in de katholieke kerk uitsprak ontstond er een nieuwe vorm binnen het christendom. Hoe heette dit nieuwe geloof?
Slide 7 - Open vraag
Nederland bestond vroeger uit 17 gewesten. Karel V plaatste in ieder gewest een stadhouder.
Wat is een stadhouder?
Wat is een stadhouder?
A
Een burgemeester
B
Een legeraanvoerder
C
Een katholieke priester
D
Iemand die familie is van Karel V
Slide 8 - Quizvraag
We kennen 3 oorzaken voor het uitbreken van de Tachtigjarige oorlog
Welke 3 oorzaken zijn dit?
Welke 3 oorzaken zijn dit?
Slide 9 - Open vraag
Over welke gebeurtenis gaat de afbeelding?
Slide 10 - Open vraag
In 1588 werd de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden opgericht.
Wat is een republiek?
Wat is een republiek?
A
Een soort vredesverdrag.
B
Een volksvergadering met de Staten Generaal
C
Een land waar alleen protestanten mogen wonen.
D
Een land zonder koning of vorst.
Slide 11 - Quizvraag
Uit welke drie onderdelen bestaat het weer?
Slide 12 - Open vraag
Waarom is het klimaat niet hetzelfde als het weer?
Slide 13 - Open vraag
Welke 5 factoren bepalen een klimaat?
A
breedtegraad, hoogtegraad, waterstand, luchtstromen en zeestromen
B
Water, zon, wind en de hoeveelheid stranden
C
Breedteligging, hoogteligging, de hoeveelheid stranden, temperatuur en neerslag
D
Breedteligging, hoogteligging, de verdeling van land en zee, luchtstromen en zeestromen
Slide 14 - Quizvraag
Water komt voor in drie vormen, welke vormen zijn dit?
A
Waterdamp, water en ijs
B
sneeuw, regen en motregen
C
kraanwater, zeewater en bruiswater
D
Spa blauw en Spa Rood 🥛
Slide 15 - Quizvraag
Geef een kenmerk van een Tropisch regenwoud klimaat.
Slide 16 - Open vraag
Welke persoon staat bekend als de ontdekker van Amerika?
A
Vasco da Gama
B
Christoffel Columbus
C
Bartholomeus Dias
D
Willem Barentsz.
Slide 17 - Quizvraag
Naar welk gebied was Columbus eigenlijk op zoek?
A
Indië
B
Portugal
C
Afrika
D
Amerika
Slide 18 - Quizvraag
In 1602 werd er in Nederland een bedrijf genaamd VOC opgericht.
Waar staat de afkorting VOC voor?
Waar staat de afkorting VOC voor?
A
Veel Onderzoeks Colleges
B
Verenigde Oost-Indische Compagnie
C
Verenigde Oostelijke Compagnie
D
Verenigde Oost-varende Compagnie
Slide 19 - Quizvraag
De VOC werd bestuurd door een groep belangrijke handelaren.
Hoe heette deze groep?
Hoe heette deze groep?
A
Heeren Zestien
B
Heeren Vijftien
C
Heeren van de groep van Zes
D
Heeren Zeventien
Slide 20 - Quizvraag
Geef 3 voorbeelden van producten die de VOC mee naar Nederland nam
Slide 21 - Open vraag
Hoe werd de tegenhanger van de VOC genoemd? (Geef alleen de afkorting)
Slide 22 - Open vraag
Waar handelde de WIC voornamelijk in?
A
Peper, zout en boter
B
Textiel, specerijen en koffie
C
Tabak, suiker en slaven
D
Slaven, specerijen en boter
Slide 23 - Quizvraag
De route naar de Oost was gevaarlijk. Waarom was Kaap de Goede hoop zo belangrijk voor de VOC?
Slide 24 - Open vraag
Uiteindelijk werd Kaap de Goede Hoop een kolonie van Nederland. Wat was het voordat het een kolonie werd?
A
Een Vuurtoren
B
Een Factorij
C
Een Handelspost
D
Een Ziekenopvang
