Grammaticales - Werkwoorden NT2

Woordenschat
Hoofdstuk 13 
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Woordenschat
Hoofdstuk 13 

Slide 1 - Tekstslide

Doel van de les
- Je kent de betekenis van de woorden.

Slide 2 - Tekstslide

Welk werkwoord zie je? Schrijf het hele werkwoord.

Slide 3 - Open vraag

Hoe heet het water wat in je mond zit?

Slide 4 - Open vraag

Welk dier zie je?

Slide 5 - Open vraag

Wie werkt er voor de kerk?

Slide 6 - Open vraag

Hoe noem je deze mensen?

Slide 7 - Open vraag

Hoe heet dit stukje van de trein?

Slide 8 - Open vraag

Hoe kijk je als je nadenkt over iets?

Slide 9 - Open vraag

Hoe heet dit deel van je lichaam?

Slide 10 - Open vraag

Wat zie je hier?

Slide 11 - Open vraag

Maak de zin af.

Er zijn geen kaartjes meer te koop, alles is.....

Slide 12 - Open vraag

Ik _____ (halen) mijn moeder van het werk.

Slide 13 - Open vraag

Mijn opa _______ (geven) mij geld voor mijn verjaardag.

Slide 14 - Open vraag

_______ (lopen) jij naar school?

Slide 15 - Open vraag

Op zaterdag _____ (doen) mijn moeder boodschappen.

Slide 16 - Open vraag

Hoeveel uren _____ (slapen) jij?

Slide 17 - Open vraag

De hond _____ (hebben) pijn aan zijn poot.

Slide 18 - Open vraag

Op de gang _____ (mogen) je niet rennen.

Slide 19 - Open vraag

De aap ____ (willen) graag een banaan.

Slide 20 - Open vraag

Mijn broer _____ (verhuizen) morgen naar Suriname.

Slide 21 - Open vraag

_____ jij in het park wandelen?

Slide 22 - Open vraag

Als je niet vrolijk bent, dan ben je met....................gestapt.

Slide 23 - Open vraag

Poetin wordt uitgelachen. Ze nemen hem op de .........

Slide 24 - Open vraag

Hoe heet de lijn van links naar rechts?

Slide 25 - Open vraag

Wat zie je hier gebeuren?

Slide 26 - Open vraag

Het gele poppetje is in de ..

Slide 27 - Open vraag

Wat zie je hier?

Slide 28 - Open vraag


Slide 29 - Open vraag

Wat doet hij?

Slide 30 - Tekstslide

Welk voorzetsel hoort er bij?
verliefd zijn
ergeren
houden
bemoeien
aan
op
achter
met
van
tegen

Slide 31 - Sleepvraag

Zet het juiste voorzetsel in de zin.
Ik wil graag terugkomen ... deze beslissing.
op
achter
met
van
tegen
aan

Slide 32 - Sleepvraag

Zet het juiste voorzetsel in de zin.
Yasmine is erg gehecht ... haar familie.
op
achter
met
van
tegen
aan

Slide 33 - Sleepvraag

Zet het juiste voorzetsel in de zin.
Docenten voelen zich erg betrokken ... hun leerlingen.
op
achter
met
bij
tegen
aan

Slide 34 - Sleepvraag

Zet het juiste voorzetsel in de zin.
Is jouw voetbaltrainer ook zo trots ... zijn team?
op
achter
met
bij
tegen
aan

Slide 35 - Sleepvraag