Vaste tekststructuren, kernzinnen en tekstverbanden - periode 1

Vaste tekststructuren, tekstverbanden en signaalwoorden en kernzinnen
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Vaste tekststructuren, tekstverbanden en signaalwoorden en kernzinnen

Slide 1 - Tekstslide

Doelen
- Je kunt in eigen woorden formuleren wat vaste tekststructuren zijn..
- Je kunt de meest voorkomende vaste tekststructuren herkennen in een tekst..
- Je kunt een tekst indelen in een inleiding, middenstuk en slot..

Dezen doelen helpen jou om de opbouw van een tekst beter te begrijpen

Slide 2 - Tekstslide

10 minuten lezen

timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Welke tekststructuur herken je door tijdsaanduidingen in de tekst?
A
Verleden/heden (toekomst) structuur
B
Argumentatiestructuur
C
Voor/nadelenstructuur
D
Aspectenstructuur

Slide 4 - Quizvraag

Hoe heet de volgende tekststructuur?
Inleiding: onderwerp
Middenstuk: diverse onderdelen van het onderwerp
Slot: samenvatting

A
Aspectenstructuur
B
Onderwerpstructuur
C
Voor- en nadelenstructuur
D
Vraag- en antwoordstructuur

Slide 5 - Quizvraag

Welke tekststructuur eindigt met de beste oplossing?
A
Vraag-antwoordstructuur
B
Probleem-oplossingsstructuur
C
Argumentatiestructuur
D
Verklaringsstructuur

Slide 6 - Quizvraag

Welke vaste tekststructuur is zeker niet geschikt voor een uiteenzetting?(informatieve tekst)
A
Een aspectenstructuur
B
Een vraag-antwoord-structuur
C
Een argumentatie-structuur
D
Een verklaringstructuur

Slide 7 - Quizvraag

Welke tekststructuur past niet bij het betoog?
A
probleem-oplossingsstructuur
B
argumentatiestructuur
C
verklaringsstructuur
D
aspectenstructuur

Slide 8 - Quizvraag

7 vaste tekststructuren
1. aspectenstructuur
2. verleden/heden/toekomststructuur
3. voor-en nadelenstructuur
4. vraag-antwoordstructuur
5. argumentatiestructuur
6. probleem/oplossingstructuur
7. verklaringsstructuur

Slide 9 - Tekstslide

H 1: Vaste tekststructuren
  • aspectenstructuur: Tekst met onderwerp & diverse verschillende aspecten
  • verleden/heden/toekomst structuur: Tekst met onderwerp & vroeger, nu, toekomst
  • voor- en nadelenstructuur: Tekst met onderwerp & voor- en nadelen
  • vraag/antwoordstructuur: Tekst met vraag & antwoord

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

 Argumentatiestructuur
  1. Je start met een stelling, mening of standpunt
  2. Je geeft argumenten voor de stelling en je geeft ook tegenargumenten (die je gelijk onderuit haalt, weerlegging)
  3. Je concludeert dat jouw stelling of standpunt op zijn plaats is

Slide 13 - Tekstslide

 Probleem/oplossingstructuur
  1. Je start met een probleem
  2. Je geeft oorzaken, gevolgen en oplossingen

  3. Je eindigt met de beste oplossing

Slide 14 - Tekstslide

 Verklaringsstructuur
  1. In je inleiding presenteer je een bepaald verschijnsel
  2. Je geeft kenmerken / voorbeelden 
  3. Je presenteert verklaringen en oorzaken

  4. Je eindigt met een samenvatting

Slide 15 - Tekstslide

Welke zin is de kernzin?

Onze zalen zijn zeer geschikt voor de bijeenkomsten die u wilt houden. De vier zalen die wij hebben, kunnen door flexibele wanden geschikt gemaakt worden voor groepen van elke grootte. Alle apparatuur voor het houden van presentaties is aanwezig.
A
eerste zin
B
tweede zin
C
laatste zin

Slide 16 - Quizvraag

Welke zin is de kernzin?

Op 20 december jl. heb ik een laptop bij u besteld. Dat is nu vijf maanden geleden en ik heb nog niets ontvangen. Ook reageert u niet op mijn telefoontjes en e-mails. Daarom annuleer ik mijn bestelling.
A
eerste zin
B
tweede zin
C
laatste zin

Slide 17 - Quizvraag

timer
1:00
Welk tekstverbanden ken je?

Slide 18 - Woordweb

Tekstverbanden
  • opsommend verband
  • tijd / chronologisch verband
  • oorzaak/gevolg
  • toelichtend verband (voorbeeld)
  • voorwaardelijk verband
  • tegenstellend verband
  • redengevend

Slide 19 - Tekstslide

Signaalwoorden

  • ook, bovendien, daarnaast, zowel .. als, ten eerste, ten slotte
  • eerst, daarna, voordat, nadat, toen, terwijl,
  • maar, echter, toch, daarentegen
  • bijvoorbeeld, met andere woorden, zoals, dat wil zeggen
  • want, omdat, daarom, immers, namelijk
  • dus, dan ook, hieruit volgt, concluderend

Slide 20 - Tekstslide

Voorbeelden
  • conclusie
    kortom, samenvattend, al met al
  • verklaring: Oorzaak gevolg
    doordat, daardoor, waardoor, met als gevolg, zodat
  • Voorwaardelijk
    als, indien, wanneer, mits, tenzij, behalve, op voorwaarde dat 



Slide 21 - Tekstslide

'Tegenover, maar, hoewel' zijn signaalwoorden die horen bij het tekstverband...
A
Opsommend verband
B
Chronologisch verband
C
Voorwaardelijk verband
D
Tegenstellend verband

Slide 22 - Quizvraag

Als je besluit om dat skateboard te kopen, kun je niet op vakantie.
A
toelichtend verband
B
chronologisch verband
C
opsommend verband
D
voorwaardelijk verband

Slide 23 - Quizvraag

Je kunt niet op vakantie, want je hebt je geld uitgegeven aan een skateboard.
A
redengevend verband
B
chronologisch verband
C
opsommend verband
D
voorwaardelijk verband

Slide 24 - Quizvraag

Als eerste moet je naar werk gaan zoeken. Daarna kun je gaan sparen.
A
toelichtend verband
B
chronologisch verband
C
opsommend verband
D
voorwaardelijk verband

Slide 25 - Quizvraag

Je moet een vliegticket kopen en je hotel betalen. Bovendien heb je op reis zakgeld nodig.
A
toelichtend verband
B
chronologisch verband
C
opsommend verband
D
voorwaardelijk verband

Slide 26 - Quizvraag

Vraag
Vorig jaar sportte ik drie keer in de week, maar daar heb ik nu geen tijd meer voor.

Welk signaalwoord? Welk tekstverband?

Slide 27 - Tekstslide

Antwoord
Vorig jaar sportte ik drie keer in de week, maar daar heb ik nu geen tijd meer voor.

maar = signaalwoord = tegenstellend verband

Slide 28 - Tekstslide

Vraag
Eerst moet ik mijn huiswerk maken. Bovendien moet ik een uittreksel schrijven en ook nog mijn kamer opruimen.

Welke signaalwoorden? Welk tekstverband?

Slide 29 - Tekstslide

Antwoord
Eerst moet ik mijn huiswerk maken. Bovendien moet ik een uittreksel schrijven en ook nog mijn kamer opruimen.

bovendien - ook nog = signaalwoorden
Opsommend tekstverband

Slide 30 - Tekstslide

Vraag
De voetbalcompetitie is in jaren niet zo spannend geweest. Het is dit jaar bijvoorbeeld vaak voorgekomen dat een middenmoter of zelfs een degradatiekandidaat bij een topclub punten kon weghalen.

Signaalwoord? Tekstverband?

Slide 31 - Tekstslide

Antwoord
Het is dit jaar bijvoorbeeld .... ...weghalen.

bijvoorbeeld = signaalwoord = toelichtend

Slide 32 - Tekstslide

Noem 1 ding dat je nog onduidelijk vindt aan tekstverbanden

Slide 33 - Open vraag

Ik snap de theorie en zou volgende les een voldoende kunnen halen voor een SO
010

Slide 34 - Poll

Ik vond de lessen van deze week..
😒🙁😐🙂😃

Slide 35 - Poll

Doelen controleren

Slide 36 - Tekstslide

Doelen
- Je kunt in eigen woorden formuleren wat vaste tekststructuren zijn..
- Je kunt de meest voorkomende vaste tekststructuren herkennen in een tekst..
- Je kunt een tekst indelen in een inleiding, middenstuk en slot..

Dezen doelen helpen jou om de opbouw van een tekst beter te begrijpen

Taaldoel: je kunt jouw antwoorden formuleren in lopende hele zinnen. 

Slide 37 - Tekstslide

Doelen controleren

Slide 38 - Tekstslide