§4.5: ‘De islam: een nieuw, snel groeiend geloof’
• Je kent de betekenis van de begrippen islam, hedsjra, jihad, pelgrim. (R)
• Je kunt noemen welke monotheïstische godsdienst er ontstond tijdens de vroege middeleeuwen. (R)
• Je kunt uitleggen waarom de islamitische jaartelling begon in 622. (T1)
• Je kunt uitleggen welke gebieden de kaliefs veroverden als Arabische gebieden. (R)
• Je kunt uitleggen houden de Arabieren omgingen met joden en christenen in hun rijk. (T1)
• Je kunt uitleggen onder welke kalief de Arabische cultuur haar hoogtepunt bereikte en je kunt vier voorbeelden noemen van die hoge cultuur onder deze kalief. (T2) (Gebruik eventueel ook §4.9)
• Je kunt de belangrijkste kenmerken van de islam benoemen. (T1)
• Je kunt drie redenen noemen waarom de islam zich na 622 razendsnel verspreidde. (T2)
• Je kunt een voorbeeld noemen van een moment in de vroege middeleeuwen waarop de christelijke en islamitische rijken in conflict kwamen met elkaar. (T1)