Herhaling grammar unit 2

Recap grammar unit 2
Ha3b
11-01-2022
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Recap grammar unit 2
Ha3b
11-01-2022

Slide 1 - Tekstslide

Aims
I can tell the difference between the present simple and the present continuous in Dutch.

I can tell the difference between the present simple and the present perfect in Dutch.

Slide 2 - Tekstslide

Planning:
  • Present simple
  • Present continuous
  • Present perfect
  • Gerund
  • must / have to /should / ought to

Slide 3 - Tekstslide

Present simple (1/2)
Wanneer?
Als iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt.

Vorm:
Hele werkwoord (bij she/he/it +s)

Signaalwoorden:
always, never, often, usually, regularly, sometimes, hardly ever.

Slide 4 - Tekstslide

Present simple (2/2)
Ontkenningen:
Don't / doesn't + hele werkwoord.
vb. I don't like sports. She doesn't like sports.

Vragen: 
Do / does + onderwerp + hele werkwoord
vb. Do you like sports? Does she like sports?

Slide 5 - Tekstslide

Wanneer gebruik je de present simple?

Slide 6 - Open vraag

Vul de juiste vorm in. Gebruik de present simple.

Sarah often ___ (watch) home makeover programmes on TV.

Slide 7 - Open vraag

Vul de juiste vorm in. Gebruik de present simple.

Usually, I __ (not forget) to lock the door. I must have been distracted.

Slide 8 - Open vraag

Present continuous (1/2)
Wanneer?
Als iets nu aan de gang is.

Vorm:
Am / is / are + hele ww + ing

Signaalwoorden:
Now, right now, at the moment.


Slide 9 - Tekstslide

Present continuous (2/2)
Ontkenningen:
am/is/are not  + hele ww+ing
vb. I'm not working. He isn't working. They aren't working.

Vragen:
am/is/are + onderwerp + hele ww+ing
vb. Am I working? Is he working? Are they working?

Slide 10 - Tekstslide

Wanneer gebruik je de present continuous?

Slide 11 - Open vraag

Vul de juiste vorm in. Gebruik de present continuous.

Can you please be quiet? I __(study) for my French test.

Slide 12 - Open vraag

Vul de juiste vorm in. Gebruik de present continuous.

I’ll call you back later, okay? We __ (have) dinner right now.

Slide 13 - Open vraag

Present simple or present continuous?

Joe usually ... (not eat) breakfast, which is not very healthy. present simple/ present continuous
A
Present simple
B
present continuous

Slide 14 - Quizvraag

Present simple or present continuous?

Timothy is always busy. At the moment, he ... (stir) the paint. present simple / present continuous
A
Present simple
B
present continuous

Slide 15 - Quizvraag

Present simple or present continuous?

Look at Rebecca. She ... (not listen) to the teacher at all. present simple / present continuous
A
Present simple
B
present continuous

Slide 16 - Quizvraag

Present simple or present continuous?

Tim ... (not mind) working with second-hand materials. present simple / present continuous
A
Present simple
B
present continuous

Slide 17 - Quizvraag

Present perfect (1/2)
Wanneer:
als
  1. iets is gebeurd en het niet belangrijk is wanneer.
  2. iets in het verleden is begonnen en nog steeds doorgaat. In de zin staat dan vaak: since, for of in.
  3. iets in het verleden is gebeurd waarvan je nu het resultaat ziet.
  4. iets net of iets nog niet is gebeurd. In de zin staan dan vaak woorden als: just, lately, recently en yet.

Slide 18 - Tekstslide

Present perfect (2/2)
Vorm:
have / has + voltooid deelwoord (hele ww+ed/3e rijtje onregelmatig).

Ontkenningen:
have / has not + voltooid deelwoord.
vb. I haven't worked. She hasn't worked.

Vragen:
have / has + onderwerp + voltooid deelwoord.
vb. Have you worked? Has she worked?

Slide 19 - Tekstslide

Noem 1 reden waarbij je de present perfect gebruikt.

Slide 20 - Open vraag

Vul de present perfect in.
___ you ____ (have) Thai food before?

Slide 21 - Open vraag

Vul de present perfect in.
She _____ (leave) her phone in the taxi.

Slide 22 - Open vraag

Present simple
Present perfect
... you ... (apply) for that furniture making workshop yet?
Sarah often ... (watch) home makeover programmes on TV.
The practice of scribbling on walls ... (be) around for a long time.
... creative designers sometimes ... (keep) toys on their desks?
Usually, I ... (not forget) to lock the door. I must have been distracted.
She ... (work) on this sculpture since last week. It’s almost finished.

Slide 23 - Sleepvraag

Gerund
Vorm:
hele werkwoord+ing

Wanneer:
Je gebruikt de gerund als zelfstandig naamwoord.
  1.  als onderwerp
  2.  na deze werkwoorden: (dis)like, love, hate, fancy,  avoid, consider, give up, go on, keep, manage, mind, prefer, recommend, start, stop en suggest.
  3.  na voorzetsels: vb. of, in etc.
  4.  na bepaalde uitdrukkingen: vb. it's no use trying, it's worth seeing, I look forward to meeting you




Slide 24 - Tekstslide

Als onderwerp
na bepaalde werkwoorden
na voorzetsels
na bepaalde uitdrukkingen
... (decide) what to do next is the most difficult thing.
It’s really worth ... (check) the details of the contract
My gran keeps on ... (complain) about the weather.
I actually dislike ... (be) the centre of attention.
How about ... (spray) a colourful mural on this wall?

Slide 25 - Sleepvraag

Must / have to / should / ought to
Must = persoonlijke noodzaak of kan echt niet anders.
must not/mustn't = niet moeten/mogen.

have to = moeten - verplicht van buitenaf.
don't/doesn't have to = niet hoeven.

Should = zou eigenlijk moeten
shouldn't = zou eigenlijk niet moeten.
ought to = zou eigenlijk moeten (maar sterker dan should en formeler)

Slide 26 - Tekstslide

must
mustn't
have to
don't / doesn't have to
should / ought to
shouldn't
zou(den) eigenlijk moeten
niet hoeven
niet moeten / mogen
moeten (persoonlijke noodzaak / kan echt niet anders)
moeten (verplicht, van buitenaf)
zou(den) eigenlijk niet moeten

Slide 27 - Sleepvraag

Wat is het verschil tussen de present simple en de present continuous?

Slide 28 - Woordweb

Wat is het verschil tussen de present simple en de present continuous?

Slide 29 - Woordweb