Oefentoets Hoofdstuk 4 imperium Romanum

Oefentoets Romeinen
Lees de vragen goed.
Beantwoord de vragen volledig en duidelijk (geen vage antwoorden)

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Oefentoets Romeinen
Lees de vragen goed.
Beantwoord de vragen volledig en duidelijk (geen vage antwoorden)

Slide 1 - Tekstslide

leerdoel: Hoe werd het Romeinse Rijke van een monarchie een Republiek en uiteindelijk toch weer een monarchie?
Gebruik de woorden: koning, republiek, senaat, consuls, volkstribunen, volksvergadering, burgeroorlogen, Julius Caesar, Octavianus, Augustus, keizer.

Slide 2 - Open vraag

De romeinen hebben heel Nederland bezet!
A
goed
B
fout

Slide 3 - Quizvraag

Welke kaart is de kaart van het Romeinse rijk?

Slide 4 - Sleepvraag


Welke rivier in Nederland is de grens van het Romeinse rijk?

Slide 5 - Open vraag

De Romeinen veranderden veel in de veroverde gebieden. Wat gebeurde er niet?
A
De Romeinen bouwden nieuwe wegen
B
De Romeinen verkochten nieuwe spullen
C
De Romeinen verboden de oorspronkelijke godsdienst
D
De Romeinen brachten nieuwe kleding mee

Slide 6 - Quizvraag

Geef een definitie van 'romanisering' en noem 2 voorbeelden.

Slide 7 - Open vraag

➤Hoe heet de eerste keizer van het Romeinse Rijk?

Slide 8 - Open vraag

Juist
Onjuist
Een deel van de grenzen van het Romeinse Rijk waren natuurlijke grenzen.
De Romeinse limes liep alleen door het huidige Nederland en Duitsland.
Alle Germanen woonden binnen het Romeinse rijk
De mensen in het Romeinse rijk waren onderdanen van de keizer.

Slide 9 - Sleepvraag

Wat is het Latijnse woord voor Romeins Rijk?
A
Impestum Patronum
B
Imperium Romanum
C
Imperius Expelliarmus
D
Imperio Romarus

Slide 10 - Quizvraag

Welke zin over de klassieke cultuur is juist?
A
De klassieke cultuur is een combinatie van de Romeinse, Griekse en Egyptische culturen.
B
De klassieke cultuur is een combinatie van de Griekse en Romeinse cultuur.
C
De klassieke cultuur is een combinatie van de Romeinse en de Keltische cultuur.
D
De klassieke cultuur is vooral gebaseerd op de Romeinse cultuur.

Slide 11 - Quizvraag

Bron die bij de volgende vraag hoort 
De Rijn was de grens van het Romeinse rijk. Die rivier loopt dwars door Nederland. Langs de rivier bouwden de Romeinen forten. In deze forten woonden soldaten. Die soldaten bewaakten de grens.
Rond sommige forten bouwden de Romeinen een stad. Ze bouwden steeds Rome in het klein na. De steden leken daarom allemaal op elkaar. De straten liepen in rechte lijnen. Van bovenaf leek het net een schaakbord.
In elke stad bouwden ze een groot plein, het forum. Op het forum was de markt. Ook kreeg elke stad een theater en een badhuis. De Romeinen bouwden onder andere de stad Ulpia Noviomagus. We hebben daar dan ook geschreven stukken, helmen, speerpunten, stukken van kleren, munten, potten en resten van huizen gevonden.

Slide 12 - Tekstslide

Leg uit hoe de situatie die in de bron op de vorige slide beschreven wordt lijdt tot Romanisering.

Slide 13 - Open vraag

De Germaanse Koning Odoaker neemt de troon van de West Romeinse Keizer in Rome over
het Romeinse Keizerrijk wordt gesplitst in oost en west
Augustus maakt van het Romeinse Rijk een keizerrijk
Rome verandert van een koninkrijk in een Republiek 
Ceasar wordt vermoord 
Gebeurtenis 1
gebeurtenis 2
gebeurtenis 3
gebeurtenis 4
gebeurtenis 5

Slide 14 - Sleepvraag

Wat geldt NIET voor een Romeinse consul?



A
Hij krijgt bestuurstaken
B
Hij voert het leger aan
C
Er is altijd maar 1 consul
D
Hij wordt om het jaar gekozen

Slide 15 - Quizvraag

Noem twee oorzaken voor het succes van het uitbreiden van het Romeinse Rijk (toen nog een Republiek).
Doe het zo:
Twee oorzaken voor het succes van het Romeinse Rijk zijn...

Slide 16 - Open vraag

bron 1: munt met de tekst: cesaer augustus

Slide 17 - Tekstslide

Geef een reden waarom Keizer Augustus een munt liet maken met zijn afbeelding erop.
Doe het zo:
Augustus liet een munt maken met zij afbeelding, omdat...

Slide 18 - Open vraag