Voorzetsels

Nederlands | 20 maart 2023


Pak alvast je leesboek!

Weektaak
GL | les 47 (voorzetsels), les 48 & 49 (voornaamwoorden)
Kader | les 69 (voorzetsels) & les 45 ( voornaamwoorden)


1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands | 20 maart 2023


Pak alvast je leesboek!

Weektaak
GL | les 47 (voorzetsels), les 48 & 49 (voornaamwoorden)
Kader | les 69 (voorzetsels) & les 45 ( voornaamwoorden)


Slide 1 - Tekstslide

Vorige week



(werkwoordelijk) gezegde
werkwoorden (onregelmatig, zelfstandig & hulp)

VRAGEN?

Slide 2 - Tekstslide

Doel
  • Aan het eind van de les weet je een voorzetsel is en kun je deze benoemen in een zin.

Slide 3 - Tekstslide

Voorzetsels

Slide 4 - Tekstslide

Doel
  • Aan het eind van de les weet je een voorzetsel is en kun je deze benoemen in een zin.

Slide 5 - Tekstslide

Wat is een voorzetsel?

Slide 6 - Woordweb

Voorzetsels
  • Voor een lidwoord of een voornaamwoord met een zelfstandig naamwoord. (achter die kast, naast mij, onder de boeken). 
  • Achter een zelfstandig naamwoord staan, meestal geeft het dan een richting aan. (Ik viel de sloot in, hij liep de weg op. ) 
  • Let op! Delen van scheidbare werkwoorden zijn geen voorzetsel!  Voorbeeld:  opbellen. Hij belt mij op. op = geen vz

Slide 7 - Tekstslide

Eigenschappen vz


  • Ze geven een plaats, tijd of reden aan.
  • Trucje:
  • ... de kast (achter, op, voor)
  • ... het feest (tijdens, na, gedurende)



Slide 8 - Tekstslide

Welk woord is een voorzetsel?
A
rode
B
een
C
over

Slide 9 - Quizvraag

Welk woord is een voorzetsel?
A
stoplicht
B
doorrijden
C
een
D
voor

Slide 10 - Quizvraag

Wat is geen voorzetsel?
A
tijdens
B
eerste
C
achter
D
langs

Slide 11 - Quizvraag

Wat is GEEN voorzetsel?
A
Links
B
Uit
C
Op
D
Boven

Slide 12 - Quizvraag

We kijken samen naar voetbal op de televisie
Sleep het vinkje naar het voorzetsel

Slide 13 - Sleepvraag

Zet het juiste voorzetsel in de zin.
Is jouw voetbaltrainer ook zo trots ... zijn team?
op
achter
met
bij
tegen
aan

Slide 14 - Sleepvraag

Wat is het voorzetsel in deze zin:
De krant ligt naast de bank.

Slide 15 - Open vraag

Welk woord in de zin is het voorzetsel :
Mijn fiets staat tegen de schutting.

Slide 16 - Open vraag

Welk woord in de zin is het voorzetsel :
Let op, het zijn er 2!
Na schooltijd fiets ik langs de bakker.

Slide 17 - Open vraag

VUL HET VOORZETSEL IN
Mijn vader fietst ..... het donker.

Slide 18 - Open vraag

De ondernemende peuter kroop … de tafel - welk voorzetsel kun je hier neerzetten?

Slide 19 - Open vraag

Haal alle voorzetsels uit de volgende zin:

De kleine kinderen van mijn collega zijn bezig met een prachtige tekening.

Slide 20 - Open vraag

Haal alle voorzetsels uit de volgende zin:

Mijn vader zit te vissen, want hij mag niet naar zijn werk.

Slide 21 - Open vraag

Aan de slag
GL | les 47
Kader | les 69 

Klaar? 
Steek je vinger op!
Pak je leesboek
timer
7:00

Slide 22 - Tekstslide

Doel
  • Aan het eind van de les weet je een voorzetsel is en kun je deze benoemen in een zin.

Slide 23 - Tekstslide


Na deze les, 
wil ik...
de uitleg nog 1 keer horen
meer voorbeelden krijgen
meer oefeningen maken
de leerstof thuis nog even bekijken
overgaan naar nieuwe leerstof
nog meer te weten komen over de leerstof
niet meer te weten komen over de leerstof
nog iets anders (vul de vraag op de volgende slide in)

Slide 24 - Poll