AA week 4 Engels

AA hoofdstuk 4 Engels

We gaan vandaag leren over de dagen, maanden en seizoenen in het Engels.
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

AA hoofdstuk 4 Engels

We gaan vandaag leren over de dagen, maanden en seizoenen in het Engels.

Slide 1 - Tekstslide

Dagen
maandag = Monday
dinsdag = Tuesday
woensdag = Wednesday
donderdag = Thursday
vrijdag = Friday
zaterdag= Saturday
zondag = Sunday


-> LET OP!
De dagen van de week en de maanden van het jaar schrijf je in het Engels altijd met een hoofdletter!


Seizoenen
lente = spring
zomer = summer
herfst = autumn (ohtum)
winter = winter









Slide 2 - Tekstslide

Maanden
januari = January
februari = February
maart = March
april = April
mei = May
juni = June
juli = July
augustus = August
september = September
oktober =  October
november = November
december = December
-> LET OP!
De dagen van de week en de maanden van het jaar schrijf je in het Engels altijd met een hoofdletter!

Slide 3 - Tekstslide

Een dag

Slide 4 - Woordweb

Een maand

Slide 5 - Woordweb

Een seizoen

Slide 6 - Woordweb

woensdag
A
Wensday
B
Wednesday
C
wednesday
D
Wonsday

Slide 7 - Quizvraag

dinsdag
A
Thursday
B
Tusday
C
Tyusday
D
Tuesday

Slide 8 - Quizvraag

What day is today?

Slide 9 - Open vraag

What day is tomorrow?
A
Wednesday
B
Monday
C
Friday
D
Sunday

Slide 10 - Quizvraag

What day is it in three days?

Slide 11 - Open vraag

What is the name of the month?

Slide 12 - Open vraag

In which month is Christmas?

Slide 13 - Open vraag

What is the season?

Slide 14 - Open vraag

Which season starts in March?

Slide 15 - Open vraag

Zelfstandig werken
Maak opdracht A en B op bladzijde 51

Klaar? Nakijken + schrift inleveren
Klaar? Weektaak

Slide 16 - Tekstslide