naamwoorden les 19

In welke naamval staat:
τοῦ
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc
1 / 35
volgende
Slide 1: Quizvraag
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

In welke naamval staat:
τοῦ
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 1 - Quizvraag

In welke naamval staat:
ταῖς
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 2 - Quizvraag

In welke naamval staat:
τά
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 3 - Quizvraag

In welke naamval staat:
τόν
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 4 - Quizvraag

In welke naamval staat:
τῇ
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 5 - Quizvraag

In welke naamval staat:
τῇ χώρᾳ
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 6 - Quizvraag

In welke naamval staat:
οἱ δεσπόται
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 7 - Quizvraag

In welke naamval staat:
τοὺς νεανίας
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 8 - Quizvraag

In welke naamval staat:
τῷ πατρί
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 9 - Quizvraag

In welke naamval staat:
τοὺς φύλακας
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 10 - Quizvraag

In welke naamval staat:
τὸ σῶμα
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 11 - Quizvraag

In welke naamval staat:
τοῦ ἔθνους
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 12 - Quizvraag

In welke naamval staat:
αἱ πόλεις
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 13 - Quizvraag

In welke naamval staat:
τὰ ἔθνη
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 14 - Quizvraag

In welke naamval staat:
τῆς νεώς
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 15 - Quizvraag

Welke vorm past bij het lidwoord τῷ?

A
Ζεῷ
B
Ζεί
C
Διῷ
D
Διί

Slide 16 - Quizvraag

Welke vorm past bij het lidwoord αἱ?

A
ναῦς
B
ναῦν
C
νῆες
D
νήαι

Slide 17 - Quizvraag

Welke vorm past bij het lidwoord τοὺς?

A
βασιλοὺς
B
βασιλέας
C
βοσιλεῖς
D
βασλιλεύς

Slide 18 - Quizvraag

Welke vorm past bij het lidwoord τοῦ?

A
ἰχθύος
B
ἰχθούς
C
ἰχθύως
D
ἰχθῦς

Slide 19 - Quizvraag

In welke naamval staat:
ἀγαθῶν
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 20 - Quizvraag

In welke naamval staat:
ἀγαθῇ
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 21 - Quizvraag

In welke naamval staat:
μακρά
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 22 - Quizvraag

In welke naamval staat:
μακράς
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 23 - Quizvraag

In welke naamval staat:
πολλά
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 24 - Quizvraag

In welke naamval staat:
ψευδεῖς
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 25 - Quizvraag

In welke naamval staat:
σῶφρον
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 26 - Quizvraag

In welke naamval staat:
ψευδέσι
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 27 - Quizvraag

In welke naamval staat:
πάσης
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 28 - Quizvraag

In welke naamval staat:
μεγάλοι
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 29 - Quizvraag

In welke naamval staat:
ἡδύς
A
nom ev m
B
gen ev m
C
nom mv m
D
acc mv m

Slide 30 - Quizvraag

In welke naamval staat:
ἠδέσι
A
dat mv m
B
dat mv o
C
dat mv m en o
D
dat mv m, v en o

Slide 31 - Quizvraag

In welke naamval staat:
ἠδύν
A
nom ev o
B
acc ev o
C
nom en acc ev o
D
acc ev m

Slide 32 - Quizvraag

In welke naamval staat:
ἡδείας
A
gen ev v
B
acc mv v
C
gen ev v, acc mv v
D
gen ev v, acc mv v en m

Slide 33 - Quizvraag

Beheers je de rijtjes voldoende?

Slide 34 - Open vraag

Als het antwoord op de vorige vraag geen ja was, wat ga je daar dan aan doen?

Slide 35 - Open vraag