Domein 3 Meten en Meetkunde. Examentraining

• Rekenen
• MBO
• Studiejaar 2-4

Domein 3 

Meten en Meetkunde

Wanneer examen?

Het examen is: 2 juni 8.30uur

Neem je ID-bewijs mee en oordopjes GEEN airpods!

Planning

15-3 les 1: Oefenen domein 1 en maken opgaven

22-3 UITVAL Studiedag

29-3 UITVAL Studiedag

5 april les 2: Bespreken domein 2 en maken oefeningen

12 april les 3: Bespreken  domein 3 en maken oefeningen

19 april UITVAL: Afrondingsweek

26 april UITVAL: Vakantie 3 mei UITVAL: vakantie

10 mei les 4: Bespreken  domein 4 en maken oefeningen

17 mei en verder: Oefenen lastigste onderdelen en examens

In situaties veelvoorkomende maten met elkaar in verband kunnen brengen.

Voorbeelden
meten en meetkunde?

Voorbeelden

- Bij een recept weten dat 0,5 dl op de maatbeker 50 ml is

- Muuroppervlakte bepalen i.v.m. kopen van verf of behang

- Voldoet jouw terras aan de vereiste m2 per persoon?

- Zand voor de zandbak koop je per kuub

- Plaatsen van wc's in een gebouw

- Maataanduidingen op verpakkingen kunnen lezen

etc etc

Vandaag:

- Lessonup

- Oefentoets

- Quiz (Blooket)

Wat is het ezelsbruggetje voor het rekenen met eenheden?

1. Kan het dametje met de centimeter meten
2. Kan het dametje met de citroen mee
3. Kan hij dan melk door cacao mixen
4. Kleine hans de meter drinkt chocolade melk

Ezelsbruggetje nr 2:

Elke stap naar Rechts is keeR 10

Elke stap naar Links is gedeeLd door 10

Schrijf nu het rijtje voor jezelf op...

160 cm = ....... m ?

7,4 km = ....... m ?

Een "pond" is ........ gram

Een "ons" is ...... gram

Een ton (t) is ..... kilogram

0,6 L + 150 dl = ...... dl

1. 150,6
2. 210
3. 156
4. 150,06

4000 cl

100 cl

800 cm

500 gram

Hoeveel meter is 22 km?

1. 220.000
2. 2.200
3. 22.000
4. 220

Hoeveel minuten is 10% van
60 minuten?

1. 10 minuten
2. 60 minuten
3. 6 minuten
4. 100 minuten

Hoeveel minuten is 15% van
60 minuten?

1. 3 minuten
2. 20 minuten
3. 15 minuten
4. 9 minuten

Als je 10% sneller bent dan 60 minuten krijg je een bonus. Hoeveel minuten mag je er dan maximaal over doen? .... minuten

Je wilt om 10:05 uur op school zijn.
De rit duurt 01:15 uur.
Hoe laat moet je uiterlijk van huis om op tijd te zijn?

1. 11:20 uur
2. 8:50 uur
3. 9:50 uur
4. 8:45 uur

Hoeveel minuten is 1,8 uur?
(let op de komma!)

1. 108 minuten
2. 118 minuten
3. 120 minuten
4. 80 minuten

Maak af:
72 minuten is 1,.. uur. (antw: . , .)

De fietser rijdt 16,8 km/u. Hoeveel km is dat in een kwartier?

1. 8,4
2. 5,6
3. 4,2
4. 3,3

De auto rijdt in anderhalf uur 135 km. Wat is de snelheid in km/u?

1. 90 km/u
2. 50 km/u
3. 120 km/u
4. 60 km/u

1 ton in geld (€) is:

1. €100.000
2. €1.000
3. €10.000
4. €100

1 ton in gewicht (kg) is:

1. 100 kg
2. 100.000 kg
3. 10.000 kg
4. 1000 kg

Maak een "kladblaadje"

Leer de rijtjes! 

Welk tweedimensionaal figuur herken je?