3.2 - Zien V1

Hoofdstuk 3 - Waarnemen
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 3 - Waarnemen

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdstuk 3 - Waarnemen
3.1 - Zintuigen en prikkels
3.2 - Zien
3.3 - Horen
3.4 - Ruiken en proeven
3.5 - Samenhang: Gamen en gezondheid

Slide 2 - Tekstslide

Gedrag ontstaat door prikkels. Wat is een prikkel?
A
een verandering waarop je kunt reageren
B
alles wat een mens doet
C
een handeling
D
een verandering van gedrag

Slide 3 - Quizvraag

Het oog heeft als taak prikkels op te vangen.
Wat is de prikkel voor de zintuigen in het oog?
A
geur
B
druk
C
licht
D
geluid

Slide 4 - Quizvraag

Voor welk zintuig is 'geluid' de prikkel?
A
Gehoorzintuig
B
Lichtzintuig
C
Smaakzintuig
D
Pijnzintuig

Slide 5 - Quizvraag

Hoeveel soorten zintuigen bevinden zich in de huid?
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 6 - Quizvraag

Een gevoelszenuw loopt vanaf je hersenen naar je spieren
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Hoe noem je een gebied van de hersenen dat 'gespecialiseerd' is in het verwerken van impulsen van een bepaald zintuig
A
Een hersendeel
B
Een hersencentrum
C
Een breinbeetje
D
Een impulsgebied

Slide 8 - Quizvraag

Hoe heet het als bepaalde prikkels niet meer door de hersenen worden verwerkt?

Slide 9 - Open vraag

3.1 - Zintuigen en prikkels (herhaling)

Slide 10 - Tekstslide

3.2 - Zien (deel 1)

Slide 11 - Tekstslide

Doelen van de paragraaf
Je weet hoe je ogen er uitzien
Je kan uitleggen hoe je ogen beschermd worden
Je kan uitleggen hoe je ogen werken
Je weet uit welke onderdelen je oog bestaat
Je kan uitleggen wat de pupillen doen
wat de lens doet
je kan uitleggen hoe je diepte kan zien

Slide 12 - Tekstslide

Het oog
Oogkas
Wenkbrauwen en oogleden met wimpers – tegen stof en zand
Traanklier – maakt traanvocht om je oog nat te houden
Knipperen met je ogen verspreid het vocht en haalt vuiltjes uit je oog
Vocht verdwijnt via traanbuis (eindigt in je neusholte)

Slide 13 - Tekstslide

Het oog
Harde oogvlies – wit, behalve voor je pupil en iris
Vaatvlies - bloedvaatjes
Netvlies
Hierop komt alles wat je ziet

Slide 14 - Tekstslide

Kleuren zien
Staafjes - zwart, wit, grijstinten; hoge gevoeligheid
Kegeltjes - kleuren; lage gevoeligheid, werken niet bij weinig licht

Rood/Groen/Blauw


Slide 15 - Tekstslide

Vragen

Slide 16 - Tekstslide

Welk onderdeel van het oog beschermt je oog niet?
A
wenkbrauw
B
ooglid
C
wimper
D
hoornvlies

Slide 17 - Quizvraag

Welk vlies in je oog voert voedingsstoffen naar je oog?
A
Het hoornvlies.
B
Het netvlies.
C
Het vaatvlies.

Slide 18 - Quizvraag

Welk onderdeel van je oog zorgt ervoor dat je oog vochtig wordt?
A
De wenkbrauw
B
Je wimpers
C
De traanklier
D
Je ooglid

Slide 19 - Quizvraag

Om te zien moet er licht in je oog komen. Via welke onderdelen van het oog komt het licht in je oog?
A
hoornvlies, pupil, lens, glasachtig lichaam, netvlies
B
lens, pupil, hoornvlies, netvlies, glasachtig lichaam
C
hoornvlies, netvlies, pupil, lens, glasachtig lichaam
D
netvlies, glasachtig lichaam, pupil, lens, hoornvlies

Slide 20 - Quizvraag

Hoeveel typen kegeltjes zijn er?
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 21 - Quizvraag

Welke kleur(en) kegeltjes worden geprikkeld bij geel licht?

Slide 22 - Open vraag

Aan het werk
Maken: 1 t/m 13
Lezen: 3.2
Leren: 3.1+3.2
Klaar? Opdracht 14+15 (VWO-opdrachten)

Volgende les: verder met 3.2 (vanaf 'Waardoor zie je altijd scherp')

Slide 23 - Tekstslide

Hoofdstuk 3 - Waarnemen

Slide 24 - Tekstslide

Hoofdstuk 3 - Waarnemen
3.1 - Zintuigen en prikkels
3.2 - Zien
3.3 - Horen
3.4 - Ruiken en proeven
3.5 - Samenhang: Gamen en gezondheid

Slide 25 - Tekstslide

3.2 - Zien (deel 2)

Slide 26 - Tekstslide

Doelen van de paragraaf
Je weet hoe je ogen er uitzien
Je kan uitleggen hoe je ogen beschermd worden
Je kan uitleggen hoe je ogen werken
Je weet uit welke onderdelen je oog bestaat
Je kan uitleggen wat de pupillen doen
wat de lens doet
je kan uitleggen hoe je diepte kan zien

Slide 27 - Tekstslide

Welk onderdeel van het oog beschermt je oog niet?
A
wenkbrauw
B
ooglid
C
wimper
D
hoornvlies

Slide 28 - Quizvraag

Welk vlies in je oog voert voedingsstoffen naar je oog?
A
Het hoornvlies.
B
Het netvlies.
C
Het vaatvlies.

Slide 29 - Quizvraag

Welk onderdeel van je oog zorgt ervoor dat je oog vochtig wordt?
A
De wenkbrauw
B
Je wimpers
C
De traanklier
D
Je ooglid

Slide 30 - Quizvraag

Om te zien moet er licht in je oog komen. Via welke onderdelen van het oog komt het licht in je oog?
A
hoornvlies, pupil, lens, glasachtig lichaam, netvlies
B
lens, pupil, hoornvlies, netvlies, glasachtig lichaam
C
hoornvlies, netvlies, pupil, lens, glasachtig lichaam
D
netvlies, glasachtig lichaam, pupil, lens, hoornvlies

Slide 31 - Quizvraag

Hoeveel typen kegeltjes zijn er?
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 32 - Quizvraag

Welke kleur(en) kegeltjes worden geprikkeld bij geel licht?

Slide 33 - Open vraag

3.2 - Zien (deel 2)

Slide 34 - Tekstslide

Je pupil
Bepaalt hoeveel licht op je netvlies komt
Weinig licht -> pupil groot
Veel licht -> pupil klein
Hoe meer licht, hoe beter je ziet
Te veel licht beschadigt het netvlies
Pupilreflex


Slide 35 - Tekstslide

De lens
De lens zorgt er voor dat je dingen scherp ziet
Kan platter of boller worden
Boller: dingen van dichtbij goed zichtbaar
Platter: dingen van ver weg goed zichtbaar

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

De lens
- Lichtstralen komen overal 
op je lens
- Lens 'buigt' lichtstralen
naar binnen
- Hierdoor komt het op je 
netvlies
      -> Verkleind, op de kop, in spiegelbeeld

Slide 38 - Tekstslide

Bril nodig?
Verziend - bolle glazen
- Korte oogbol
- Te sterke lens

Bijziend - holle glazen
- Lange oogbol
- Zwakke lens

Slide 39 - Tekstslide

Diepte zien
- Informatie van twee ogen komt samen in de hersenen
- De hersenen voegen het samen en bepalen zo waar iets is

Oefening pinguïn


Slide 40 - Tekstslide

Diepte zien
- Informatie van twee ogen komt samen in de hersenen
- De hersenen voegen het samen en bepalen zo waar iets is

1. Kies een voorwerp in je kamer die een stukje bij je vandaan ligt/staat
2. Doe je linkeroog dicht
3. Strek je arm richting het voorwerp en houdt je vinger 'tegen het voorwerp aan'
4. Houdt je arm en vinger op z'n plaats en doe nu je linkeroog open en je rechteroog dicht
5. Wat is er gebeurd?


Slide 41 - Tekstslide

Vragen

Slide 42 - Tekstslide


Welk onderdeel van het oog zorgt voor de hoeveelheid lichtinval in het oog? 
A
Netvlies
B
Pupil
C
Hoornvlies
D
Lens

Slide 43 - Quizvraag

Als je iets van dichtbij goed wilt kunnen bekijken moet je lens ... worden
A
Boller
B
Platter
C
Langer
D
Korter

Slide 44 - Quizvraag

De lens van het oog kan van vorm veranderen (accomoderen).
Marieke kijkt naar een kaars in de verte, welke "vorm" hebben haar lensbandjes en haar lens?
A
lensbandjes: strak lens: bol
B
lensbandjes: strak lens: plat
C
lensbandjes: slap lens: plat
D
lensbandjes: slap lens: bol

Slide 45 - Quizvraag

Wat is het probleem als je bijziend ben?
A
Ooglens is te sterk
B
Ooglens is te zwak

Slide 46 - Quizvraag

Wat is er aan de hand met iemand die bijziend is?
A
Kan goed dichtbij kijken en goed ver weg kijken
B
Kan goed dichtbij kijken, niet goed ver weg kijken
C
Kan niet goed dichtbij kijken, wel goed ver weg
D
Kan niet goed dichtbij en niet goed ver weg kijken

Slide 47 - Quizvraag

Hoe zien de bril-glazen er uit van iemand die verziend is?
A
Bolle lenzen
B
Platte lenzen
C
Holle lenzen
D
Verharde lenzen

Slide 48 - Quizvraag

Leg uit hoe het kan dat wij met onze ogen goed diepte kunnen zien

Slide 49 - Open vraag

Aan het werk
Maken: 16 t/m 24, 26, 28
Lezen: 3.3
Leren: 3.2

Klaar? opdracht 25 maken (VWO opdracht)

Slide 50 - Tekstslide