Hoofdstuk 5 paragraaf 5

H5 §5
Het milieu 

§5: Milieubewust consumeren
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H5 §5
Het milieu 

§5: Milieubewust consumeren

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag:
Lesdoel
Uitleg 
Aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel
Aan het einde van deze les kunnen jullie uitleggen:
  • hoe consumenten rekening kunnen houden met het milieu.

Slide 3 - Tekstslide

Groene stroom
  • Groene stroom: Stroom uit een bron die minder schadelijk is voor het milieu, oftewel een duurzame energiebron
  • Voorbeelden:
  • Zonne energie
  • Windenergie
  • Waterenergie
  • Etc.
  • Grijze stroom: stroom opgewekt door aardgas, olie en steenkool.

Slide 4 - Tekstslide

Welke energiebronnen leveren grijze stroom?

Slide 5 - Open vraag

Bruikbaar afval
  • Afval kan je recyclen
  • Dit is opnieuw gebruiken van het afval.
  • Daarvoor moeten we het wel scheiden
  • Gescheiden afval: het “sorteren” van afval
  • Daardoor beter te recyclen of verwerken.

Slide 6 - Tekstslide

Wat is het gevolg van recycling? Kies het juiste antwoord.

A
Er komt meer afval in het milieu
B
Er komt minder afval in het milieu

Slide 7 - Quizvraag

Waarom is het belangrijk om afval goed te scheiden?

Slide 8 - Open vraag

Statiegeld
  • Geld dat je betaald en weer terugkrijgt
  • Zie het als “huur”
  • Garantie dat je het product weer inlevert.
  • Daardoor kan de verpakking nog een keer gebruikt worden. 

Slide 9 - Tekstslide

Biologische groente
  • Groente die gemaakt is met minder schadelijke stoffen
  • Beter voor het milieu
  • Vaak wel iets duurder

Slide 10 - Tekstslide

Bij de supermarkt ziet Jolanda een pot sperziebonen voor € 1,02 en een voor € 1,39. In een van beide zit biologische groente.

Welke zal dat zijn? Leg je antwoord uit

Slide 11 - Open vraag

Aan de slag!
  • Ga aan de slag met H5 §5
  • Zorg dat je ook de rekentrainer maakt. 
  • Klaar? Maak versterk jezelf. 
  • Je werkt voor jezelf. 
  • Je mag een rekenmachine gebruiken (geen telefoon).
  • Je werkt in stilte.










Slide 12 - Tekstslide