Poeziëproject - rijm en beeldspraak

Poëzie: rijm en beeldspraak
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Poëzie: rijm en beeldspraak

Slide 1 - Tekstslide

Rijm
  • Je kunt uitleggen wat eindrijm is 
  • Je kunt uitleggen wat beginrijm / alliteratie is
  • Je kunt uitleggen wat klinkerrijm / assonantie is

Slide 2 - Tekstslide

Eindrijm
Woorden aan het einde van de regel hebben dezelfde klank.

Kijk maar naar het gedicht hiernaast:

Slide 3 - Tekstslide

Rijmschema
  • Van het eindrijm kun je een rijmschema maken.
  • Je geeft elke rijmklank een nieuwe letter. De klank in de eerste regel a, de volgende klank b, etc.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Beginrijm / Alliteratie
Voorbeeld: "De kat krabt de krullen van de trap".
In die zin beginnen veel woorden met de 'k'. 
Bij alliteratie gaat het om overeenkomst in klank van medeklinkers aan het begin van woorden.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Assonantie
Enkele woorden die bij elkaar in de buurt staan, hebben dezelfde klank, maar niet dezelfde eindletter(s).
Het gaat hierbij om de uitspraak, en niet om de spelling
Zo is er bijvoorbeeld ook assonantie bij 'een groot cadeau'

Slide 9 - Tekstslide

Alliteratie / Assonantie
Alliteratie (beginrijm):
Groen - grom - griezel etc.
Assonantie (klinkerrijm):
Moeten - groenten - doe - vroeg - troep - schoen- moeder - groen - groeien

Slide 10 - Tekstslide

Liesje leerde lotje lopen langs de lange Lindenlaan
A
Alliteratie
B
Assonantie
C
Eindrijm

Slide 11 - Quizvraag

De man uit Waddinxveen, woont zijn hele leven al alleen.
A
Alliteratie
B
Assonantie
C
Eindrijm

Slide 12 - Quizvraag

De tuin ruikt kruidig.

A
Alliteratie
B
Assonantie
C
Eindrijm

Slide 13 - Quizvraag

Beeldspraak
* je weet wat een vergelijking is, 
je kunt voorbeelden herkennen/noemen
* je weet wat een metafoor is,
je kunt voorbeelden herkennen/noemen
* je weet wat een personificatie is, 
je kunt voorbeelden herkennen/ noemen

Slide 14 - Tekstslide

Beeldspraak: vergelijking, metafoor en personificatie


- Bij beeldspraak gebruik je woorden in een 
   figuurlijke betekenis. Een beeld.
- Er is sprake van een overeenkomst tussen object (de werkelijkheid) en het beeld.
- Goede beeldspraak maakt een tekst mooier, 
   duidelijker en krachtiger.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Bij een vergelijking heb je....
A
een object (de werkelijkheid) en een subject (beeld)
B
alleen maar een beeld
C
een kenmerk van een persoon op een levenloos ding

Slide 17 - Quizvraag

Vergelijking
Bij een vergelijking hoort meestal het woordje ALS of LIJKT.
ZO....ALS..... IS NET.......
Zo ziek als een hond.
Je lijkt wel een verzopen hond.
Wat een vuile hond, ben jij!

Slide 18 - Tekstslide

Vul de juiste vergelijking in:
Zo fris als een.....
A
kipje
B
vis in het water
C
hoentje

Slide 19 - Quizvraag

Hij? Pas op! Hij steelt als de....
A
vogels
B
honden
C
katten
D
raven

Slide 20 - Quizvraag

Bedenk een vergelijking voor jezelf / iemand in je klas of de hele klas.

Slide 21 - Open vraag

Bedenk een vergelijking voor iets
in of om de school

Slide 22 - Open vraag

Bij een metafoor heb je....
A
Alleen maar een beeld
B
Een beeld en de werkelijkheid
C
altijd het woordje ALS
D
HUH? watte? weet het niet meer...

Slide 23 - Quizvraag

Metafoor
Het object/ de werkelijkheid wordt helemaal vervangen door het beeld. Het is er nog wel, maar wordt niet genoemd. Je moet het figuurlijk zien.

Het schip der woestijn (kameel)
Een tsunami van nieuwe voorschriften (een enorme berg)
Een vruchtbare vergadering (een vergadering met resultaat)
Zij is een spin in het web (zij heeft veel contacten)

Slide 24 - Tekstslide

Bedenk twee metaforen voor je klas.

Slide 25 - Open vraag

Personificatie
Met een personificatie stel je een levenloos ding voor als een persoon, je kent menselijke eigenschappen toe aan een ' dood' ding. Bijvoorbeeld:
 
De zon streelde onze wangen
Het gevaar loerde op elke hoek van de straat
Schreeuwende kleuren
Papier is geduldig
Zuchtend en kreunend kwam mijn auto tot stilstand

Slide 26 - Tekstslide

De wind huilt...
A
metafoor
B
personificatie
C
vergelijking

Slide 27 - Quizvraag

De samenleving is ziek.
A
metafoor
B
personificatie
C
vergelijking

Slide 28 - Quizvraag

Bedenk twee personificaties voor iets in of om de school.

Slide 29 - Open vraag