Adjectif possessif

Adjectif possessif
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolHBOPraktijkonderwijsBasisschoolSpeciaal Onderwijsvmbo lwooLeerroute VL

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Adjectif possessif

Slide 1 - Tekstslide

adjectif possessif

Slide 2 - Woordweb

Mijn leerkracht
A
mon professeur
B
ton professeur
C
ma professeur
D
leur professeur

Slide 3 - Quizvraag

Jouw pennenzak
A
ta trousse
B
ma trousse
C
sa trousse
D
son trousse

Slide 4 - Quizvraag

Zijn broodje
A
sa pain
B
son pain
C
votre pain
D
notre pain

Slide 5 - Quizvraag

onze ouders
A
notre parents
B
nos parents
C
votre parents
D
vos parents

Slide 6 - Quizvraag

mijn moeder

Slide 7 - Open vraag

mijn vader

Slide 8 - Open vraag

mijn ouders

Slide 9 - Open vraag

jouw moeder

Slide 10 - Open vraag

jouw vader

Slide 11 - Open vraag

jouw ouders

Slide 12 - Open vraag

haar moeder

Slide 13 - Open vraag

zijn moeder

Slide 14 - Open vraag

zijn/haar ouders

Slide 15 - Open vraag

onze moeder

Slide 16 - Open vraag

onze vader

Slide 17 - Open vraag

onze ouders

Slide 18 - Open vraag

jullie moeder

Slide 19 - Open vraag

jullie vader

Slide 20 - Open vraag

jullie ouders

Slide 21 - Open vraag

hun vader

Slide 22 - Open vraag

hun moeder

Slide 23 - Open vraag

hun ouders

Slide 24 - Open vraag

Mijn ster

Slide 25 - Open vraag

jouw verhaal

Slide 26 - Open vraag

Adjectif possessif
Mijn:                    mon, ma, mes
jouw:                  ton, ta, tes
zijn:                     haar: son, sa, ses
onze:                  notre, notre, nos
jullie:                   votre, votre, vos
hun:                     leur, leur, leurs

Slide 27 - Tekstslide

exercices 

Slide 28 - Tekstslide

Les pronoms possessifs

Slide 29 - Tekstslide

C'est mon stylo?
Oui, c'est ...(de mijne)
A
le mien
B
la tienne
C
le tien
D
la mienne

Slide 30 - Quizvraag

C'est ma soeur.
C'est ...( de mijne).
A
le mienne
B
le mien
C
la mienne
D
la sienne

Slide 31 - Quizvraag

C'est mon chien.
C'est ...( de mijne).
A
le mien
B
la mienne
C
le tien
D
la tienne

Slide 32 - Quizvraag

Ce sont mes stylos.
Ce sont ...( de mijne).
A
les miennes
B
les miens
C
les mien
D
les tiens

Slide 33 - Quizvraag


A

Slide 34 - Quizvraag