Week 1 - Lezen

Lezen
Hoofdstuk 3
Week 1
Lezen
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare school

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

Lezen
Hoofdstuk 3
Week 1
Lezen

Slide 1 - Tekstslide


Weekplanning voor week 1
  • Bekijk de filmpjes over de hoofdgedachte, hoofd- en bijzaken en verwijswoorden. De filmpjes vind je op de volgende pagina's. Als je vragen hebt over de theorie, stuur dan gerust een mailtje!
  • Maak de leestaak: opdracht 18 t/m 25 op bladzijde 154 t/m 157. Dit kun je online doen of in je schrift. Kijk je antwoorden ook na!
  • Lees in Anne Frank. Heb je dit boek al uit? Pak dan een ander boek.

Slide 2 - Tekstslide

Theorie paragraaf 3.3 - Lezen
Tekstopbouw
Een tekst kan bestaan uit een tweedeling of een driedeling. Een tweedeling wil zeggen: inleiding en kern. Een driedeling wil zeggen: inleiding, kern en slot. Let op: als in de laatste alinea van de tekst nieuwe informatie wordt genoemd, dan heeft de tekst geen slot. Let daarnaast op signaalwoorden: dus, tot slot, concluderend, samenvattend, hieruit blijkt dat. Deze signaalwoorden geven aan dat er een slot is!

Slide 3 - Tekstslide

Theorie paragraaf 3.3 - Lezen
Opbouw van alinea's
Alinea's hebben een opbouw. Ze bestaan uit de belangrijkste zin en de uitleg of uitwerking ervan. De kernzin kan de eerste, tweede (heel soms derde) en laatste zin van een alinea zijn. Bekijk het filmpje op de volgende pagina voor extra uitleg. 

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Theorie paragraaf 3.3 - Lezen
Hoofdgedachte
De hoofdgedachte van een tekst is het belangrijkste wat de schrijver over het onderwerp zegt. Je moet de tekst helemaal lezen om de hoofdgedachte te vinden. Soms is het letterlijk een zin uit de tekst, soms moet je wat veranderen. Belangrijk: het onderwerp van de tekst komt terug in de hoofdgedachte, dus zorg dat deze woorden erin staan! Bekijk het filmpje op de volgende pagina voor extra uitleg. 

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Theorie paragraaf 3.3 - Lezen
Hoofd- en bijzaken
Een hoofdzaak bestaat uit belangrijke informatie in een tekst. Een bijzaak is minder belangrijk, bijvoorbeeld voorbeelden. Hoofdzaken schrijf je bijvoorbeeld op als je een samenvatting maakt. De voorbeelden en extra uitleg laat je dan weg: dit zijn de bijzaken. Bekijk het filmpje op de volgende pagina voor extra uitleg. 

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Theorie paragraaf 3.3 - Lezen
Verwijswoorden
Om te voorkomen dat een schrijver constant dezelfde woorden gebruikt, gebruikt hij verwijswoorden. Dit voorbeeld noemde ik in de klas: Luuk stond vanmorgen op, Luuk liep naar beneden, Luuk ging ontbijten, enz. Een schrijver gebruikt in de rest van de zinnen 'hij', waarmee hij verwijst naar Luuk. Om erachter te komen waarnaar een woord verwijst, kun je een vraag stellen. Luuk stond vanmorgen op en hij liep naar beneden. Wie liep naar beneden? Luuk. Bekijk het filmpje op de volgende pagina voor extra uitleg.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Maak nu de leestaak op bladzijde 154 t/m 157. Dit zijn de opdrachten 18 t/m 25. Kijk je antwoorden na afloop na met het antwoordblad in de ELO. Succes!

Slide 12 - Tekstslide