Les 8: taalverzorging formuleren. Schrijven zonder fouten INTRO

Voorbereidingen les
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwoo, b, kLeerjaar 1,2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Voorbereidingen les

Slide 1 - Tekstslide

Welkom 2B!
  • Telefoons in de bak.
  • Plek zoals op de plattegrond.
  • Tas naast de stoel.
  •  Leesdoek, Chromebook en werkboek op tafel.
  • Gezicht naar het bord.

Slide 2 - Tekstslide

Programma van deze les
Jeugdjournaal.
Nieuw onderwerp: leestekens.
Zelfstandig werken

Slide 3 - Tekstslide

Denk aan de afspraken...
  1. We wachten met onze tas inpakken tot de docent heeft gezegd dat dit mag.
  2. We lopen niet door het lokaal zonder het te vragen.
  3. Als je binnenkomt ga je zitten op je plek (plattegrond) en pak je je spullen.
  4. Tijdens de uitleg is het stil en letten we goed op.
  5. We houden het lokaal netjes.

Slide 4 - Tekstslide

Denk ook hieraan...
  1. Niet aan de afspraken houden > naam op het bord.
  2. Bij een waarschuwing komt er een streepje achter.
  3. Drie streepjes = bij de docent zitten.
  4. Eerst waarschuwing daarna = nablijven.

Voor degenen die ik apart heb gesproken, gelden de afspraken die we hebben gemaakt tijdens het gesprek >
3 waarschuwingen in 1 les = naar teamleider.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Link

Nieuw onderwerp: Leestekens.
Wat weet je al over dit onderwerp?
Daar gaan de volgende vragen over...

Slide 7 - Tekstslide

Waar in de zin zet je een punt?

Slide 8 - Woordweb

Elke zin begint met een ...

Slide 9 - Open vraag

Namen schrijf je altijd met een hoofdletter
Waar
Niet waar

Slide 10 - Poll

Is dit woord goed geschreven?
Drenthe

Slide 11 - Open vraag

Uitleg: leestekens
Tijdens de uitleg:
  • Is ons boek/Chromebook dicht.
  • Letten we op.
  • Is het stil.
  • Vragen? Vinger opsteken.

Slide 12 - Tekstslide

Punten (.) en vraagtekens (?)
Aan het eind van elke zin schrijf je een punt. Behalve als de zin vragend is. Dan schrijf je een vraagteken (?)
Voorbeeld
  1. Ik sta elke ochtend om 7 uur op
  2. Sta Ik elke ochtend om 7 uur op?

Slide 13 - Tekstslide

Een zin zonder punten is moeilijk te lezen. Kijk maar.
vorige week ben ik naar frankrijk geweest het was erg leuk ik heb de eifeltoren gezien en het louvre ik ben met mijn ouders gegaan en mijn broertje

Slide 14 - Tekstslide

Kijk eens naar dezelfde zin met punten.
vorige week ben ik naar frankrijk geweest. het was erg leuk. ik heb de eifeltoren gezien en het louvre. ik ben met mijn ouders en mijn broertje gegaan.

Slide 15 - Tekstslide

Hoofdletters
Hoofdletters gebruik je bij:
  1. Namen. Ook namen van plaatsen, bedrijven, merken, enzovoorts.
  2. Eerste woord van elke zin.

Slide 16 - Tekstslide

Uitroepteken (!)
Er zijn 2 situaties waarin je het uitroepteken (!) gebruikt:
  1. Als iets geroepen word. Bijvoorbeeld: Au! Help! Nee!
  2. Als er een bevel in de zin staat (gebiedende wijs). Bijvoorbeeld:
Ruim je kamer op!
Pas op!
Pak je boek!
Doe niet!



Slide 17 - Tekstslide

Komma (,)
1. Voor een signaalwoord 
Ik zit vol, omdat ik te veel heb gegeten. Omdat is een signaalwoord.
2. Tussen twee persoonsvormen
Omdat het donderdag zo hard regende, ging de training niet door. 
Regende en ging zijn alle twee de persoonsvorm van de zin. Dan zet je er een komma tussen.
3. In een opsomming (behalve na het woord en)
Eerst ging ik wandelen, daarna ging ik fietsen en als laatste ging ik bowlen

Slide 18 - Tekstslide

Schrijf de volgende zin met de juiste leestekens.
vanmorgen ging de wekker ik ben toen opgestaan heb ontbeten en ben naar school gegaan weet je wat ik toen zag de school was nog dicht ik was vrij vandaag


Slide 19 - Open vraag

Juiste antwoord
Vanmorgen ging de wekker. Ik ben toen opgestaan, heb ontbeten en ben naar school gegaan. Weet je wat ik toen zag? De school was nog dicht. Ik was vrij vandaag!

Slide 20 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Basis: opdracht 1 (blz. 232) t/m opdracht 4 (blz. 234).
Kader: opdracht 1 (blz. 162) t/m opdracht 3 (blz. 163).
Dit is ook het huiswerk voor morgen.
Tijd? Tot het einde van de les.
Vragen? Overleggen (fluisteren) met je buurman. Kom je er samen niet uit? Vinger opsteken.
Klaar? Laten zien. In orde= iets voor jezelf doen.

Slide 21 - Tekstslide