FUTURE

• Engels
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Will

Je gebruikt will + hele werkwoord als :

1. iemand iets van plan is / een beslissing maakt en dat op dat moment aangeeft.

2. iemand een voorspelling doet zonder dat er bewijs is.

I think I will buy a sandwich at the canteen because I'm hungry
iemand maakt een beslissing op het moment (impuls)

(am/is/are) going to

Je gebruikt to be going to + hele werkwoord als:

1. iemand iets van plan is / een beslissing maakt en dat al vaststaat / eerder is afgesproken.

2. iemand een voorspelling doet en er bewijs is.

I'am going to visit my grandpa this weekend

Iemand iets van plan is dat al vaststaat (afspraak)

will + not = WON'T

For example

1. That dog is seriously injured and is breathing heavily. It looks like it ..... (to stop) breathing any minute now. | Voorspelling met bewijs, dus is going to. 

2. You know what? I ..... (to send) him a postcard right now! | iemand iets van plan is en geeft dit op dit moment aan, dus will. 

3. Perhaps it ..... (to rain, ontkennend) tomorrow, so we can take the bike instead of the car. | Voorspelling zonder bewijs, dus won't rain. 

Je gebruikt will + hele werkwoord als:
• iemand een voorspelling doet zonder dat er bewijs is.
• iemand iets van plan is / een beslissing maakt en dat op dat moment aangeeft.

Je gebruikt to be going to + hele werkwoord als:
• iemand een voorspelling doet en er bewijs is.
• iemand iets van plan is / een beslssing maakt en dat al vaststaat / eerder is afgesproken.

Wait, I __?__ clean that mess.

1. will help
2. am going to help

________ (open - I) the window?

1. Will I open
2. Am I going to open
3. Shall I open
4. Do I open

I _____ Brandon for dinner tonight.

1. I will meet
2. I am going to meet

I hope the weather _____ nice.

1. will be
2. is going to be
3. shall be

What did you think of this lession?

😒🙁😐🙂😃