Breuken en kommagetallen

Breuken en kommagetallen
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Breuken en kommagetallen

Slide 1 - Tekstslide

Niet heel
1/2   0f  0,3

Slide 2 - Tekstslide

Breuk
boven de streep = teller

onder de streep = noemer

Slide 3 - Tekstslide

Breuken optellen
Kan alleen als noemers (onder de streep) gelijk zijn

Slide 4 - Tekstslide

Gelijk maken
1/2  +  4/10 = ?

van 1/2 maak je tienden
je vermenigvuldigt de getallen boven en onder de streep met HETZELFDE getal  --> 5/10 + 4/10 = 9/10

Slide 5 - Tekstslide

Vereenvoudigen
= kleiner maken

3/6 = ?
je deelt de getallen boven en onder de streep door HETZELFDE getal --> 3/6 = 1/2    8/10 = 4/5

Slide 6 - Tekstslide

Helen eruit halen
Als het getal boven de streep groter is dan onder de streep dan moet je de "hele(n)" er uit halen

bv : 3/2 = ?   16/10 = ?        

Slide 7 - Tekstslide

Kommagetal

1e cijfer achter komma = tienden
2e cijfer achter komma = honderdste
3e cijfer achter komma = duizendste
enz

Slide 8 - Tekstslide

Van Komma naar breuk
Uitspraak ! 
0,1 = ééntiende dus 1/10
0,23 = drieëntwintighonderdste dus 23/100

Slide 9 - Tekstslide

Van Breuk naar Komma
Rekenmachine !

1/8 =  1 : 8 = 0,125

Slide 10 - Tekstslide

In de breuk 3/10 is de 3...
A
de noemer
B
de teller
C
een derde
D
de eenheid

Slide 11 - Quizvraag

In het getal 0,568 is de 6...
A
6 honderdste
B
6 duizendste
C
6 tiende
D
60

Slide 12 - Quizvraag

Wat is evenveel als 3/15
A
3/5
B
2/14
C
4/5
D
1/5

Slide 13 - Quizvraag

Hoeveel is 30/25 ?
A
1 5/25
B
2 1/5
C
1 25/30
D
2 5/30

Slide 14 - Quizvraag

Hoeveel is 0,597
A
7 59/100
B
5 97/100
C
597/100
D
597/1000

Slide 15 - Quizvraag

Hoeveel is 0,25?
A
1/3
B
1/5
C
1/4
D
1/6

Slide 16 - Quizvraag