Zinnen met 'wanneer'

Grammar: The use of the connecting word 'wanneer' to combine 2 sentences (compound sentence)



  • how to combine 2 short sentences with the connecting word 'wanneer' 



Tip: Maak een screenshot van de volgende slide.
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Grammar: The use of the connecting word 'wanneer' to combine 2 sentences (compound sentence)



  • how to combine 2 short sentences with the connecting word 'wanneer' 



Tip: Maak een screenshot van de volgende slide.

Slide 1 - Tekstslide

Wanneer en hoe gebruik je het voegwoord
als
Wanneer = when
zin 1: Ik bel je. ( I will call you)
zin 2: Ik ben thuis. (I am home)
Voegwoord: wanneer (when). 

You might place the connecting word 'wanneer' in the middle or at the start of the 2 sentences to combine them.

Option 1: Ik bel je, wanneer ik thuis ben. (connecting word is in the middle of the 2 sentences)
Subject-direct verb-object, connecting word subject- place-direct verb

Conclusion 1: The sentence prior to the connecting word, starts with a subject followed by the direct verb.
Conclusion 2: After the connecting word, follows the subject and the other sentence part(s), but the direct verb is towards the end of the sentence. 

Option 2: Wanneer ik thuis ben, bel ik je. (connecting word is at the start of the 2 sentences)

Conclusion 1: After the connecting word, follows the subject and the other sentence part(s),, but the verb is towards the end of the sentence.
Conclusion 2: The place of the verb in the second sentence is immediately after the comma, followed by the subject.
Conclusion 3: You need to start with the 2nd sentence when you decide to start with the connecting word!!


Slide 2 - Tekstslide

Combine the 2 sentences. Use the connecting word 'wanneer'
1. Het is nog donker.
2. Hij arriveert op school.

Slide 3 - Open vraag

Combine the 2 sentences. Use the connecting word 'wanneer'
1. Ik stop.
2. Het verkeerslicht staat op rood.

Slide 4 - Open vraag

Combine the 2 sentences. Use the connecting word 'wanneer'
1. Iedereen is blij.
2. Ze zien mij.

Slide 5 - Open vraag

Combine the 2 sentences. Use the connecting word 'wanneer'
1. Ik ben erg blij.
2. Het is eindelijk vakantie.

Slide 6 - Open vraag

Combine the 2 sentences. Use the connecting word 'wanneer'
1. Ik geef voorrang.
2. Voetgangers lopen op het zebrapad.

Slide 7 - Open vraag

Combine the 2 sentences. Use the connecting word 'wanneer'
1. Ik bel 112.
2. Iemand is ziek.

Slide 8 - Open vraag

Combine the 2 sentences. Use the connecting word 'wanneer'
1. Ik maak de autolampen aan.
2. Het wordt donker.

Slide 9 - Open vraag

Combine the 2 sentences. Use the connecting word 'wanneer'
1. Ik luister goed.
2. De docent geeft instructies.

Slide 10 - Open vraag

Combine the 2 sentences. Use the connecting word 'wanneer'
1. Ik rijd door.
2. Het stoplicht staat op groen.

Slide 11 - Open vraag

- Write 2 short sentences with 1 direct verb in each sentence.
- Combine the 2 sentence with the connecting word 'wanneer' and write the compound sentence.
- Use the rules for connecting the 2 sentences with the connecting word 'wanneer'.

Slide 12 - Open vraag

Now you can make a compound sentence with the connecting word 'wanneer"

Slide 13 - Tekstslide