4.3 De koning en zijn leenman

Hallo!


Niet vergeten;
- Telefoon in je kluis! Zie ik hem wel? Dan ben je hem kwijt tot het einde van de dag.
- Wil je iets zeggen of vragen? Steek je hand omhoog.
- Laptops op tafel.
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hallo!


Niet vergeten;
- Telefoon in je kluis! Zie ik hem wel? Dan ben je hem kwijt tot het einde van de dag.
- Wil je iets zeggen of vragen? Steek je hand omhoog.
- Laptops op tafel.

Slide 1 - Tekstslide

In welke tijdvak zijn wij nu?
A
Tijdvak 1
B
Tijdvak 8
C
Tijdvak 7
D
Tijdvak 3

Slide 2 - Quizvraag

Wat is de naam van tijdvak 3?
A
Tijd van monniken en ridders
B
Tijd van burgers en stoommachines
C
Tijd van wereldoorlogen
D
Tijd van Grieken en Romeinen

Slide 3 - Quizvraag

Wat weet jij al van monniken en ridders?

Slide 4 - Woordweb

4.3
De koning en zijn leenman
B1

Slide 5 - Tekstslide

Dagmenu
1. Introductie                       (5min)
2. Oriëntatie                        (15min)
3. Opdrachten                     (15min)
4. Afsluiting                          (5min)

Slide 6 - Tekstslide

Tijd van monniken en ridders

Slide 7 - Tekstslide

Friezen en Franken
Karel de Grote was koning van de Franken. Zijn Rijk was heel groot. Reizen was in die tijd moeilijk. Er waren geen auto’s, treinen of vliegtuigen. Karel kon dus nooit alle mensen in zijn Rijk tegelijk in de gaten houden. Daarom gaf hij stukken van zijn land te leen aan zijn edelen, zoals een graaf. Die mocht namens de koning een gebied besturen. De graaf was dan de leenman van de koning. De koning was de leenheer.

Slide 8 - Tekstslide

Friezen en Franken
Deze manier van besturen heet het leenstelsel. Karel de Grote woonde zelf op verschillende plekken, in eenvoudige paleizen. Bijvoorbeeld in Nijmegen. Daar bleef hij soms een tijdje, om te kijken hoe het daar ging.

Slide 9 - Tekstslide

Einhard over Karel de Grote
Einhard was een dienaar van Karel de Grote. Hij schreef in 830 een boek over de koning. Daarin vertelde hij ook hoe Karel eruitzag:
‘Karel de Grote had een groot, sterk lichaam. Hij had prachtige ogen. Zijn neus was vrij groot, maar wel mooi. Toen hij ouder werd, werd hij wat dikker. Maar hij bleef een sterke man. Zijn haar viel niet uit toen hij oud werd. Hij had een prachtige snor. Hij liep als een echte koning: trots en recht.’


Slide 10 - Tekstslide

Veldslag in Spanje
Karel de Grote verloor in 780 een veldslag in Spanje. Een historicus schreef er in 1974 over:
‘Karel moest met zijn leger door een smal pad tussen hoge bergen. In lange rijen trokken de ridders en de soldaten door de kloof. Er was niemand in het woeste landschap. Maar ruiters van de vijand hadden hen gezien. Ze wachtten tot het hele leger van Karel in de kloof was. Toen vielen ze van achteren aan. Ze doodden alle soldaten van de achterste troepen van Karel.’

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Soldaten te paard
Ridders waren de soldaten van de koning of van de graaf. Vaak hadden ze zelf ook een stuk land. Ridders hadden een harnas, een schild en een lans of zwaard. Het paard van de ridder droeg ook een harnas. Een ridder had een schildknaap. Die hielp hem, bijvoorbeeld om het harnas aan te trekken. Maar het was niet altijd oorlog. Dan oefenden ridders het vechten tegen elkaar in toernooien.


Slide 13 - Tekstslide

Soldaten te paard
Het werk liet de ridder door zijn ambtenaren en knechten doen. Hij had dan veel tijd voor andere dingen, zoals jagen. Veel ridders hadden een tamme valk, een roofvogel. Bij de jacht moest de valk voor de ridder op kleine dieren jagen. Een goede jachtvalk was in de Middeleeuwen heel duur.

Slide 14 - Tekstslide

Bronnen
Stel, een historicus wil een boek schrijven over Karel de Grote. Hij zoekt bronnen. Hij leest bijvoorbeeld bron Einhard over Karel de Grote. Of hij bekijkt de troon van Karel, die nog in Aken staat. Het boek van Einhard en de troon zijn directe bronnen. Ze komen uit de tijd zelf: ze waren erbij. Een historicus zal ook boeken lezen die andere mensen over Karel schreven. Ook boeken die in onze tijd zijn geschreven. Dat zijn indirecte bronnen. Een indirecte bron is gemaakt door iemand die er niet bij was.

Slide 15 - Tekstslide

Mini koning
Een graaf mocht in zijn gebied doen waar hij zin in had. Maar eerst moest hij trouw beloven aan de leenheer, de koning. Hij moest elk jaar belasting aan de koning betalen. En hij moest vechten voor de koning als er oorlog was. In zijn gebied was de graaf dus een soort mini-koning. De koning was toch ver weg. Vaak was een gebied zo groot, dat de graaf het niet alleen kon besturen. Dan verdeelde de graaf zijn gebied weer onder zijn ridders. Die waren dan onderleenmannen. Zij beloofden trouw aan de graaf.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Dit moet je onthouden
Karel de Grote was koning van een groot Rijk. Hij gaf stukken land in leen aan zijn edelen. Die bestuurden het gebied namens de koning. In ruil daarvoor beloofden ze hem trouw, betaalden de koning belasting en vochten voor hem. Ridders waren soldaten te paard. Als ze niet hoefden te vechten, hielden ze toernooien.

Slide 18 - Tekstslide

Welk tijdvak zijn we nu in terecht gekomen?
A
Wereldoorlogen 1900-1950
B
Grieken en Romeinen 500 v. Chr - 500
C
Monniken en ridders 500-1000
D
Pruiken en Revoluties 1750 - 1850

Slide 19 - Quizvraag

Wat voor democratie is Nederland?
A
Directe democratie
B
Indirecte democratie
C
Geen democratie
D
Wat is democratie? Kan ik dat eten?

Slide 20 - Quizvraag

Opdrachten/Huiswerk
Maak:
4.3A, 4.3B & 4.3C
Volgende les: 4.4 In en om het kasteel

Slide 21 - Tekstslide