Verkoopcijfers 2

Verkoopcijfers
Les 2
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerkoopcijfersMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Verkoopcijfers
Les 2

Slide 1 - Tekstslide

Inhoud
Week 1: Handel
Week 2: Handel
Week 3: Handel
Week 4: Handel
Week 5: Verkoopprijs bepalen
Week 6: Verkoopprijs bepalen
Week 7: Verkoopprijs bepalen
Week 8: Toets

Slide 2 - Tekstslide

Verkoopcijfers
Vaak wordt gedacht: goede verkoopcijfers zijn hoge verkoopcijfers.. Maar zelfs met heel hoge verkoopaantallen kun je verlies lijden als je de kosten niet in de hand hebt of als de verkoopprijs te laag is.

In deze lessenserie gaan we bezig met verkoopcijfers

Slide 3 - Tekstslide

Boek Verkoopcijfers
Opdrachten maken in boek
of digitale leeromgeving

Slide 4 - Tekstslide

Waarom moet een retailer waarde toevoegen aan de producten/diensten die hij verkoopt?

Slide 5 - Open vraag

Waarde toevoegen
Retail betekent ook waarde toevoegen:
Producten onder de aandacht brengen van klanten
Aantrekkelijk assortiment aanbieden
Service verlenen
Sfeer in de winkel of op de website
Betaling makkelijk maken
Producten, goederen, diensten

Slide 6 - Tekstslide

Wat is de omzet?

Slide 7 - Open vraag

Wat is de afzet?

Slide 8 - Open vraag

Verkopen benoemen:
Je kunt de verkopen op twee manieren benoemen:

In geld: 
Geldbedrag (omzet of opbrengst)

In producten: 
Aantal verkochte producten (afzet)

Slide 9 - Tekstslide

Nut van deze les
Aan het einde van de les..

.. weet je wat brutowinst is.
.. leer jij wat de inkoopwaarde van de omzet is.

Slide 10 - Tekstslide

Handel
Retail draait om de verkoop van goederen en diensten aan consumenten.

Slide 11 - Tekstslide

Handel
Handel is het inkopen van goederen om deze te verkopen voor een hogere prijs.

Consumenten zijn alleen bereid om die hogere prijs te betalen als ze de aankoop een goede deal beschouwen. 

Als verkoper moet je voor de klant waarde toevoegen.

Slide 12 - Tekstslide

Verkoopcijfers
Als retailer moet je belangrijke verkoopcijfers kunnen benoemen en gebruiken, zoals:
-> Verkoopprijs
-> Winst
-> Omzet
-> Kosten
Met deze cijfers kan je uitrekenen of je bedrijf winstgevend is.

Slide 13 - Tekstslide

Omzet en Afzet
Omzet = afzet x verkoopprijs

Rekenvoorbeeld: Lotte verkoop zes kleine kaarten voor € 3,00 per stuk en twintig grote kaarten voor € 7,50 per stuk

De afzet is 6 + 20 = 26 producten
De omzet is 6 x € 3,00 + 20 x € 7,50 = € 168

Slide 14 - Tekstslide

Brutowinst
Voordat je kunt verkopen, moet je producten inkopen. 

Is de verkoopprijs lager dan de inkoopprijs? Niet aan beginnen.. dat is verliesgevende handel

Je doet inkopen en verkopen, om er winst aan over te houden.

Slide 15 - Tekstslide

Wat is de inkoopprijs van een product?

Slide 16 - Open vraag

Inkoopprijs
De inkoopprijs is de prijs die je betaalt voor de producten die je inkoopt. 
Het is de prijs per stuk die je betaalt bij de inkoop. 

Slide 17 - Tekstslide

Brutowinst
Als je de inkoopwaarde van de omzet  van de omzet aftrekt, bereken je de brutowinst

De brutowinst is een bedrag om de kosten van te betalen en winst over te houden - als je het goed gedaan hebt. 

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Slide 20 - Tekstslide

Wat is brutowinst?

Slide 21 - Open vraag

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Opdracht 14/20

Slide 24 - Tekstslide

Inkoopwaarde van de omzet
De inkoopwaarde van de omzet (IWO) heeft te maken met het totale aantal artikelen dat verkocht is in een bepaalde periode. 

Inkoopprijs is de prijs die je betaalt voor ingekochte artikelen. 

Dit kan van elkaar afwijken, omdat je niet altijd alle producten die je hebt ingekocht verkoopt (of al producten had ingekocht). 

Slide 25 - Tekstslide

Waarom is de inkoopwaarde van de omzet en de inkoopprijs vaak niet hetzelfde?

Slide 26 - Open vraag

Slide 27 - Video

Slide 28 - Tekstslide

Inkoopwaarde van de omzet berekenen
De inkoopwaarde van de omzet kan je op meerdere manieren uitrekenen. Dit is afhankelijk van het bedrijf waar je werkt. 

1. De inkoopwaarde berekenen met de afzet en de inkoopprijs
2. De inkoopwaarde berekenen met de omzet

Slide 29 - Tekstslide

1. De inkoopwaarde berekenen met de afzet en de inkoopprijs
De inkoopprijs kan in de loop van een jaar veranderen, of zelfs per dag, zoals bij groente, olie en koffie. In inkoopprijs is altijd de prijs per product. 

De inkoopwaarde van de verkochte artikelen is het totale bedrag dat je hebt betaald voor de verkochte artikelen. 

Dit bereken je door de afzet te vermenigvuldigen met de inkoopprijs.

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

2. Inkoopwaarde berekenen met de omzet
Als je artikelen verkoopt, maak je omzet. In deze omzet zit de brutowinst. De artikelen die je hebt verkocht, heb je tegen een inkoopwaarde gekocht. 

Brutowinst is de omzet minus de inkoopwaarde van de omzet.

Slide 32 - Tekstslide

Omdraaien..!

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Opdracht 21/25

Slide 35 - Tekstslide

Doel behaald van deze les?
Aan het einde van de les..

.. weet je wat brutowinst is.
.. leer jij wat de inkoopwaarde van de omzet is.

Slide 36 - Tekstslide

Challenge 2
Opdracht 14 t/m 25 maken en inleveren

Slide 37 - Tekstslide

Challenge 1
Opdracht 2 t/m 13 maken en inleveren

Slide 38 - Tekstslide