Feiten en meningen

Programma van de les

  • korte samenvatting van de leerstof voor de toets in de toetsweek

1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Programma van de les

  • korte samenvatting van de leerstof voor de toets in de toetsweek

Slide 1 - Tekstslide

Inhoud toets, toetsweek 1
Leesvaardigheid
- alle theorie van Lezen H1,2,3 en 4.
- je moet een aantal teksten lezen en vragen beantwoorden

Kun je iets leren?
Ja! de begrippen uit de theorie van lezen H1 tm 4.

Slide 2 - Tekstslide

Inhoud toets, toetsweek 1
Leesvaardigheid
  • lezen H1: indeling van een tekst
  • lezen H2: verbanden en signaalwoorden
  • lezen H3: feiten, meningen en argumenten
  • lezen H4: leesdoelen en strategieën

Slide 3 - Tekstslide

maken oefentoets
maak de oefentoets
- 20 min in stilte
- klaar? toets op de hoek van de tafel
- nakijken opdracht lezen H2/3 en 4

Slide 4 - Tekstslide

Hoe kan ik oefenen/leren voor de toets?
  1. Maak een samenvatting van de theorie van de 4 paragrafen lezen
  2. Oefen online met de opdrachten van lezen H1 tm H4
  3. Maak online de opdracht De brug over leesvaardigheid

Slide 5 - Tekstslide

Planning
11/10 vrijdag
Lezen H3 theorie oefenen
14/10 maandag
Opdrachten uit boek maken en nakijken
17/10 donderdag
Lezen H4 theorie oefenen en opdrachten
18/10 vrijdag
Nakijken huiswerk en herhalen theorie
21/10 maandag
examentekst oefenen
23/10 woensdag
theorie oefenen en laatste herhaling
4/11 maandag

Slide 6 - Tekstslide

Feit, mening en argument
Feit:                 
Mening:         
                           
Argument:    


Slide 7 - Tekstslide

Feit, mening en argument
Feit:                 Een feit is waar of niet waar. Je kunt dit controleren.
Mening:         

Argument:    

Slide 8 - Tekstslide

Feit, mening en argument
Feit:                 Een feit is waar of niet waar. Je kunt dit controleren.
Mening:         Bij een mening kun je het ermee eens of oneens
                           zijn. De een vindt van niet, de ander van wel.
Argument:    


Slide 9 - Tekstslide

Feit, mening en argument
Feit               Een feit is waar of niet waar. Je kunt dit controleren.
Mening        Bij een mening kun je het ermee eens of oneens
                           zijn. De een vindt van niet, de ander van wel.
Argument:    Een argument gebruik je om iemand te overtuigen.

Slide 10 - Tekstslide

Feit, mening en argument
Feit:                 Een feit is waar of niet waar. Je kunt dit controleren.
Mening:         Bij een mening kun je het ermee eens of oneens
                           zijn. De een vindt van niet, de ander van wel.
Argument   Een argument gebruik je om iemand te overtuigen.
Een mening is dus altijd wat iemand vindt. 
Een argument is waarom iemand iets vindt.

Slide 11 - Tekstslide

"Je moet je telefoon bij je kunnen houden in de klas."
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 12 - Quizvraag

Zodat je bereikbaar bent voor als er iets aan de hand is.
A
Mening
B
Argument
C
Feit

Slide 13 - Quizvraag

"Als je vlak voordat je gaat slapen nog veel op je telefoon zit,
dan slaap je over het algemeen slechter."
A
Mening
B
Argument
C
Feit

Slide 14 - Quizvraag

Zelfstandig werken
Wat ga je doen? Huiswerk voor maandag:

Lezen H2 
Opdracht: 1,2,3 en 4
Lezen H3
Opdracht: 1,2,3 en 4
Klaar?
Online oefenen met lezen H3.

Slide 15 - Tekstslide