LA2 ma 15 maart

Latijn klas 2
maandag 15 maart

Opdracht nog inleveren: Anouk, Milou, Angie, Sterre, Nathanaël, Yannick, Tessel, Jasmijn, Theis, Rosalyn, Hessel, Amir, Iza, Sophie R, Anna, Berber, Kirsten, Mathilde
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Latijn klas 2
maandag 15 maart

Opdracht nog inleveren: Anouk, Milou, Angie, Sterre, Nathanaël, Yannick, Tessel, Jasmijn, Theis, Rosalyn, Hessel, Amir, Iza, Sophie R, Anna, Berber, Kirsten, Mathilde

Slide 1 - Tekstslide

maandag 22 maart
oefentoets exam
leren woorden 18-20
vragend voornaamwoord
(zinnetjes vertalen: basiswoorden bekend, oude grammatica ook bekend)

Slide 2 - Tekstslide

A. Vertaal de volgende zinnen met het vragend voornaamwoord

1. Qui vir deos oravit?
2. Cui multa dona dabas?
3. Quas feminas in via vidisti?
4. Quem in via vidistis?
5. Cum quibus amicis domum venisti?
6. In quo bello quondam pugnavimus?
7. Quod signum Iupiter Romulo et Remo dedit?
8. Quid fecistis?
9. Cui feminae signum dabam?
10. Cuius filius me vocavit?

Slide 3 - Tekstslide

B. Oefening vragend voornaamwoord
Vertaal de dikgedrukte Nederlandse vorm van het betrekkelijk of vragend voornaamwoord in het Latijn 
1. Wie heb jij gister in de stad gezien? Piet
2. Met welk zwaard heeft Dido de vijand verslagen? Met het zwaard van Aeneas
4. Voor wie moet ik nog een cadeautje kopen? Voor mijn ouders.
5. Wiens dochter zag jij gister in de stad? De dochter van mijn buren
6. Wat is er gebeurd? Jantje heeft Pietje geslagen!
7. Van welk meisje wonen de ouders naast mij? Van Cornelia
8. Welke jongens zag ik gister in de stad? Johannes en Peter

Slide 4 - Tekstslide

C. Vragend voornaamwoord
Kies de goede vorm van het vragend voornaamwoord en vertaal vervolgens de zin
1. ...... puella Narcissum amat?    qui – quae – quod
2. .... puellam Narcissus non amavit? quae – quam – 
                                                                       quem
3. ... me audit?                               quis – quem – quid
4. .... audio?                                    quis – quibus – quos
5. ... pueris lupa non nocuit?     qui – cui – quibus

Slide 5 - Tekstslide

Kies de juiste vertaling van:
Quis Spartacum vicit?
A
Wie verslaat Spartacus?
B
Wie versloeg Spartacus?
C
Wie had Spartacus verslagen?

Slide 6 - Quizvraag

Cui dea favet?
A
Welke godin geeft steun?
B
Aan wie geeft de godin steun?
C
Welke godin gaf steun?
D
Wie geeft steun aan de godin?

Slide 7 - Quizvraag


A
Welke mannen zien een zoon?
B
Van wie zien de mannen de zoon?
C
Wie ziet de zoon van de man?
D
Van welke man zie ik de zoon?

Slide 8 - Quizvraag

... Crassus vicit?
... feminae Romam ierunt?
... pueri non fecerunt?
... milites Spartacum vicerunt?
Quae
Quid
Qui
Quem

Slide 9 - Sleepvraag

Vertaal:
Cum quo Romam venisti?
Quos pueros in urbe vidisti?

Slide 10 - Open vraag

Pompeii

Slide 11 - Tekstslide

Wat weet je over Pompeii?

Slide 12 - Woordweb

Slide 13 - Video

Pompeii

Slide 14 - Tekstslide

Huiswerk donderdag 18 maart
Leren rijtjes vragend voornaamwoord
lees blz. 80-81
maken kruiswoordpuzzel bij blz. 80-81 inleveren

Slide 15 - Tekstslide