Les 1 Afronden voor klas 1 t/m 4

Terugblik
- Ik ken het verschil tussen hele en decimale (komma) getallen. 
- Ik kan decimale (komma) getallen op een getallenlijn plaatsen. 

- Ik ken de begrippen: getallen met één, twee, drie (etc.) decimalen. 
- Ik weet dat je achter een decimaal getal nullen mag plaatsen om   
  decimale getallen goed te kunnen vergelijken. 

- Ik kan vergelijken welke decimale getallen groter of kleiner zijn en 
  deze op volgorde zetten van klein naar groot.
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Terugblik
- Ik ken het verschil tussen hele en decimale (komma) getallen. 
- Ik kan decimale (komma) getallen op een getallenlijn plaatsen. 

- Ik ken de begrippen: getallen met één, twee, drie (etc.) decimalen. 
- Ik weet dat je achter een decimaal getal nullen mag plaatsen om   
  decimale getallen goed te kunnen vergelijken. 

- Ik kan vergelijken welke decimale getallen groter of kleiner zijn en 
  deze op volgorde zetten van klein naar groot.

Slide 1 - Tekstslide

Doelen van deze les

- Ik kan een decimaal getal afronden. 


- Ik rond geldbedragen af op twee decimalen.






Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Afronden (blz. 115)

Slide 4 - Tekstslide

Even samen oefenen

Slide 5 - Tekstslide

Afronden op 2 decimalen

                 a.     5,7368
                 b.    13,6097
                 c.     0,4378

Slide 6 - Tekstslide

Afronden op 2 decimalen
                      Antwoorden
            a.     5,7368 -->     5,74
            b.    13,6097 -->   13,61
            c.     0,4358 -->    0,44

Slide 7 - Tekstslide

Afronden op een geheel getal

                 a.     5,7368
                 b.     0,5137
                 c.    24,4967

Slide 8 - Tekstslide

Afronden op 2 decimalen 
                      Antwoorden
            a.     5,7368 -->     5
            b.     0,5137 -->     1
            c.    24,4967 -->    24

Slide 9 - Tekstslide

Opdrachten over afronden

Maak de werkbladen over afronden. 



Slide 10 - Tekstslide

Waarop moet je geldbedragen afronden?
A
een geheel getal
B
1 decimaal
C
2 decimalen
D
dat staat vaak in de opgave

Slide 11 - Quizvraag

Afronden
0,5 : 8,34 =
A
0,05
B
0,06

Slide 12 - Quizvraag


3,6213
Afronden op 1 decimaal
A
3,6
B
3,60
C
3,61
D
3,62

Slide 13 - Quizvraag

afronden op helen 6,8
A
≈ 6
B
≈ 7

Slide 14 - Quizvraag

afronden op helen 99,8
A
≈ 99
B
≈ 100

Slide 15 - Quizvraag

Rond het getal 67,8976 af op 1 decimaal.
A
67,89
B
67,90
C
67
D
67,9

Slide 16 - Quizvraag

Rond 246,401345 af op 3 decimalen
A
246,401
B
246,402
C
246,400
D
246,4013

Slide 17 - Quizvraag

3,475 afronden op een decimaal =
A
3,47
B
3,48
C
3,4
D
3,5

Slide 18 - Quizvraag

Afronden met geld doen we per......
A
€0,01 cent
B
€0,05 cent
C
€0,10 cent
D
We ronden niet af met geld

Slide 19 - Quizvraag

Op hoeveel decimalen rond je geld af?
A
0
B
1
C
2
D
3

Slide 20 - Quizvraag

Bonusvraag:
Rond af op een tiental: 6425,6

A
6425
B
6420
C
6400
D
6426

Slide 21 - Quizvraag

Doelen van deze les behaald?

- Ik kan een decimaal getal afronden. 


- Ik rond geldbedragen af op twee decimalen.







Slide 22 - Tekstslide