Hoofdstuk 1: Nederland en Indonesië

Hoofdstuk 1: Nederland en Indonesië
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3,4

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 1: Nederland en Indonesië

Slide 1 - Tekstslide

1.1 Van vorstendommen tot kolonie
  • Bepaalde culturele, soc, eco en politieke kenmerken voor 1600
  • Nederland ontdekt handelsroute naar Indië in 1596, daarvoor Portugezen
  • Om onderlinge concurrentie te voorkomen werd VOC opgericht.
  • VOC kreeg een handelsmonopolie. In 1798 VOC failliet. 
  • Rond 1800 begon het modern imperialisme. Had 3 oorzaken, welke?
  • NL wilde gebied uitbreidden en richtte KNIL op.
  • Eiland na eiland werd veroverd, dit heet pacificatie.
  • In NL-Indië was een indirect bestuur.
  • Hoogste bestuurder heette gouverneur-generaal.

Slide 2 - Tekstslide

Noem een voorbeeld van een economisch en politiek kenmerk van Indonesië voor 1600.

Slide 3 - Open vraag

Wat mag je allemaal als je een handelsmonopolie hebt?

Slide 4 - Open vraag

Noem 3 oorzaken van het modern imperialisme.

Slide 5 - Open vraag

Waarom werd het KNIL opgericht?

Slide 6 - Open vraag

1.2 Een winstgevende kolonie
  • Indo's zijn half Indonesisch, half Nederlands.
  • In 1830 cultuurstelsel ingevoerd. --> komt altijd terug op het SE. Nadelen/voordelen!!
  • Vanuit Nederland kritiek, door boek Max Havelaar en door liberalen.
  • In 1870 afgeschaft, toen kwamen vrije ondernemers.
  • Zij stichtten plantages en huurden arbeiders in --> vrije arbeid.
  • Te weinig mensen, dus contractarbeiders gehaald uit andere plekken.
  • Ook wel koelies genoemd, werden heel slecht behandeld.
  • Vergelijkbaar met slavernij.

Slide 7 - Tekstslide

Wat houdt het cultuurstelsel in?

Slide 8 - Open vraag

Waarom had de schrijver van Max Havelaar kritiek op het cultuurstelsel?
A
Hij vond dat vrije ondernemers bedrijven moesten kunnen starten.
B
Niet eerlijk voor de Javaanse boeren.
C
Hij had geen kritiek, hij was juist voorstander.
D
Niet eerlijk voor de Nederlandse burgers.

Slide 9 - Quizvraag

Waarom kon je koelies vergelijken met slaven?

Slide 10 - Open vraag

1.3 Nationalisme
  • NL vond dat ze iets terug moesten doen voor NL-Indië.
  • Nederlanders voelden zich beter dan Aziatische volken, idee werd versterkt door technologische vooruitgangen en nationalisme.
  • Dit leidde tot de ethische politiek. Ook op politiek gebied --> Volksraad.
  • Ontstaan nationalisme had een aantal oorzaken.
  • Er werden verschillende organisatie opgericht, bekendste was PNI.
  • In 1942 NL-Indië bezet. NL'ers en sommige Indo's werden geïnterneerd.
  • Soekarno en Hatta vrijgelaten, Japanners bleken toch niet zo aardig.
  • Op 17-augustus-1945 riep Soekarno onafhankelijkheid uit.

Slide 11 - Tekstslide

Welk begrip past bij dit plaatje?

Slide 12 - Open vraag

Wat was een onbedoeld gevolg van de ethische politiek?

Slide 13 - Open vraag

Waarom was de bevolking van Nederlands-Indië na verloop van tijd niet meer zo blij met de Japanners?

Slide 14 - Open vraag

De dekolonisatie van Indonesië
  • Onder druk van pemoeda's onafhankelijkheid uitgeroepen.
  • NL accepteerde dit niet en stuurde soldaten, politionele acties.
  • NL krijgt veel kritiek --> VN en VS. 
  • Op 27-dec-1949 soevereiniteit ondertekend.
  • Veel mensen uit Indonesië naar NL. O.a. Molukkers, zij wilden eigen land.
  • Vroegen hiervoor aandacht in jaren '70 door o.a. gijzelingen.
  • Relatie NL/Indonesië bleef lange tijd slecht. O.a. door Nieuw-Guinea en kritiek van NL op niet democratische bestuur van Indonesië.
  • Vanaf jaren 1990 meer aandacht voor slechte behandeling door NL'ers.

Slide 15 - Tekstslide

Noem een gevolg van de onafhankelijkheid van Indonesië.

Slide 16 - Open vraag

Waarom werden de politionele acties zo genoemd?

Slide 17 - Open vraag

Waarom kwamen er veel Molukkers naar Nederland?

Slide 18 - Open vraag

Wat moet je kennen van hoofdstuk 1
  • Begrippen --> gebruik eventueel flashcards (ook te vinden op de online methode)
  • Jaartallen --> altijd een volgorde vraag.
  • Personen
  • Teksten uit je boek
  • Oefen met examenopdrachten (blz. 25/26 in je werkboek).
  • Vragen uit de kern kunnen beantwoorden (blz. 30 in je tekstboek).

Slide 19 - Tekstslide