Les 2H

• Duits
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 2

Montag den 3. März 2025

Welkom bij de les Duits!

Was machen wir heute?

SO Kapitel 5

Herhaling lesstof voor het SO + opdracht maken

Zelfstandig leren voor het SO

Quizlet

Einde les

Planning Duits

• dinsdag 4 maart: oefen SO maken
•  donderdag 6 maart SO Kapitel 5
•  maandag 10 maart oefenen Kijk-en luistervaardigheid
•  dinsdag 11 maart Proefwerk Kijk -en luistervaardigheid                                       (voorbereiding: woorden van Kapitel 4 doornemen)

SO Kapitel 5 ->  donderdag 6 maart 

Wat moet je leren?

Kapitel 5: Berlin 

•  Lernbox: 1 t/m 3 DU-NL / NL-DU, blz. 99, 100
• Redemittel: 5.3,  Freizeit, blz. 100
•  Grammatica B:  voorzetsels + persoonlijke voornaamwoorden in de 3e naamval, blz. 69

Beispiele

1. Ich gehe               meinem Freund.
2. Heute schlafe ich               meiner Oma.
3. Ich fahre mit meinen Eltern               Berlin.
4. Ich bin müde. Ich laufe jetzt                  Hause.

•  zu

• bei

nach 

• nach

Sleep het juiste voorzetsel naar de zin.

Ich fahre in den Ferien                 Deutschland.

Kommst du morgen                 mir?

Der Laden ist erst                 1 Woche geöffnet.

Petra ist                 ihrer Freundin.

nach

zu

nach

zu

von

seit

nach

bei

Sleep de juiste Nederlandse vertaling 

naar de Duitse voorzetsels. 

aus

zu

von

seit

nach

mit

bei

uit

bij

met

na, naar

sinds

van, door

naar (bij personen

Ich bin (na u) an der Reihe.

1. zu Ihnen
2. zu ihnen
3. nach Ihnen
4. nach ihnen

Kann ich heute (met jullie) mitfahren?

1. mit euch
2. bei ihr
3. zu sie
4. seit dir

Wat is de juiste vertaling van 'zu'?

1. toe
2. na
3. naar (locatie)
4. naar (personen)

Wat is de juiste vertaling van 'von'?

1. van, door
2. van, voor
3. uit
4. na

Ich gehe mit Jonas ins Kino.
Ich gehe mit ____ ins Kino.

er

ihm

ihnen

Ich esse heute bei Hans und Simone.
Ich esse heute bei ____ .

sie

Ihnen

ihnen

Er fährt morgen zu Isabel.
Er fährt morgen zu ____ .

sie

ihr

ihm

Es ist mein Buch.
Das Buch ist von ____ .

mir

ich

wem

Je kent je de pers. voornaamwoorden in de derde naamval

>> wat is de 3. naamval van 'er, wir, Sie'?

1. ihm, ihr, Ihr
2. ihm, ons, Haar
3. ihm, ons, Ihnen
4. ihm, ons, Ihr

Je kan je de derde naamval toepassen

>> Vul het goede woord in:
(Het huis is van jullie) >> Das Haus ist von ________

1. ihr
2. euch
3. ihnen
4. sie

Zelfstandig leren

• Inloggen in de digitale leeromgeving van Na Klar
  
•  Kapitel 5 - > Rechts -> versterk jezelf -> 4e: persoonlijk voornaamwoord na voorzetsels met de 3e naamval
•  Klaar? : woorden Lernbox: 1 t/m 3 DU-NL / NL-DU, blz. 99, 100                                  +  Redemittel: 5.3, Freizeit, blz. 100

Huiswerk

SO Kapitel 5 ->  donderdag 6 maart  

Wat moet je leren?

Kapitel 5: Berlin 

•  Lernbox: 1 t/m 3 DU-NL / NL-DU, blz. 99, 100
• Redemittel: 5.3,  Freizeit, blz. 100
•  Grammatica B:  voorzetsels + persoonlijke voornaamwoorden in de 3e naamval, blz. 69

Hast du etwas gelernt heute?

Aber natürlich -> Fünf Finger

Ein bisschen, es war schwierig ->drei Finger

Leider nicht, viel zu kompliziert-> ein Daum.