H2 OM

H2 OM
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

H2 OM

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.5.4: Welke uitspraak over het OM is juist?
A
Omdat het Openbaar Ministerie onderdeel uitmaakt van de rechterlijke macht is dit orgaan volledig losgekoppeld van de wetgevende en uitvoerende macht. Zij kan vanuit die kant dan ook GÉÉN aanwijzingen krijgen.
B
Het Openbaar Ministerie wordt geleid door de Minister. Hij bepaalt welke zaken moeten worden vervolgd en welke moeten worden geseponeerd.
C
Het Openbaar Ministerie is een zelfstandig orgaan, maar kan wel aanwijzingen van de Minister krijgen.

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

2.5.8: Hoe noemen we de plek waar de advocaten-generaal onder leiding van een hoofdadvocaat-generaal werken?
A
Arrondissementsparket.
B
Ressortparket.
C
Gerechtshof.

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

2.6.1: Bij welke organisatie is de hulpofficier van justitie in dienst?
A
Openbaar Ministerie.
B
Openbaar Ministerie en gedetacheerd (soort uitleen) aan de politie.
C
Politie.

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

2.6.6: Wat is de taak van het Openbaar Ministerie?
A
Het opsporen en vervolgen van strafbare feiten.
B
Het opsporen van strafbare feiten. De rechter-commissaris bepaalt de vervolging.
C
Opsporen en vervolgen van strafbare feiten en het veroordelen van verdachten door het opleggen van strafbeschikkingen.

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

2.6.7: Met welk doel wordt strafvordering ingezet?
A
Het achterhalen van de waarheid.
B
De vervolging van de verdachte.
C
De opsporing en vervolging van de verdachte.

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

2.6.10: Welke van de onderstaande uitspraken is GÉÉN voorbeeld van een daad van vervolging?
A
Er wordt een rechter bij de strafzaak betrokken.
B
Er wordt een rechter-commissaris bij de zaak betrokken.
C
Er wordt een strafbeschikking opgelegd.
D
Er wordt een straf door de rechter opgelegd.

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

2.6.12: Hoe noemen we het besluit van het OM om af te zien van vervolging vanwege gebrek aan bewijs?
A
Vrijspraak.
B
Seponeren.
C
Schorsen.

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

2.6.14: Op basis van welke gronden kan het OM besluiten niet tot vervolging over te gaan?
A
Slechts op basis van haalbaarheid.
B
Op basis van haalbaarheid en algemeen belang.
C
Op basis van een zogenoemd schorsingsbevel van de rechter-commissaris.

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

2.6.15: Een officier van justitie stelt vervolging in tegen een verdachte. Hij betrekt hiermee een rechter bij de zaak omdat hij de verdachte terecht wil laten staan. Kan de officier van justitie dit besluit in een later stadium nog terugdraaien en alsnog seponeren?
A
Nee, dit is niet mogelijk aangezien de vervolging al is aangevangen.
B
Ja, dit is mogelijk totdat er een datum voor het onderzoek ter terechtzitting is vastgesteld.
C
Ja, dit is mogelijk aangezien de zaak nog niet is uitgeroepen ter terechtzitting.

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

2.7.14: Wat zijn de kenmerken van een bestuurlijke strafbeschikking?
A
Deze kan worden opgelegd door het OM. Omdat het hier om zogenoemde bestuursrechtelijke feiten gaat, loopt het verzet via het betreffende bestuursorgaan.
B
Deze kan worden opgelegd door een bestuursorgaan. Het eventuele verzet tegen deze strafbeschikking loopt via het OM.
C
Deze kan worden opgelegd door een bestuursorgaan. Dit bestuursorgaan is ook verantwoordelijk voor de behandeling van een eventueel verzet tegen deze strafbeschikking.

Slide 11 - Quizvraag

C
2.7.16: Een bevoegd BOA treft op straat een dronken burger aan. Deze gedraagt zich erg vervelend. Op een gegeven moment staat de burger op en plast tegen een boom. De BOA legt de verdachte per strafbeschikking een boete op. Is het opleggen van een boete op deze wijze mogelijk?
A
Ja, de opsporingsambtenaar mag voor bepaalde aangewezen feiten geldboetes en gedragsaanwijzingen opleggen.
B
Nee, dit zal via een transactievoorstel moeten worden afgedaan.
C
Ja, hij mag geldboetes per strafbeschikking opleggen, indien het om bepaalde aangewezen feiten gaat.

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

2.7.17: Aslan heeft een misdrijf gepleegd. Kan hem hiervoor een transactievoorstel worden gedaan?
A
Ja, als de maximale straf voor dit feit maar niet hoger is dan 6 jaar en er geen strafbeschikking mogelijk is.
B
Ja, als de maximale straf voor dit feit maar niet hoger is dan 6 jaar. De OvJ kan zelf kiezen wat hij doet: een transactievoorstel of het opleggen van een strafbeschikking.
C
Ja, als de maximale straf voor dit feit maar niet hoger is dan 4 jaar en er geen strafbeschikking mogelijk is.
D
Ja, als de maximale straf voor dit feit maar niet hoger is dan 4 jaar. De OvJ kan zelf kiezen wat hij doet: een transactievoorstel of het opleggen van een strafbeschikking.

Slide 13 - Quizvraag

B, de OvJ bepaalt niet zelf of hij een transactievoorstel oplegt of een strafbeschikking. De betreffende strafbare feiten zijn aangewezen.
2.7.21: Wie heeft volgens de wet de verantwoordelijk voor het doen uitvoeren van straffen?
A
Het OM.
B
De rechter.
C
De minister van Justitie en Veiligheid.

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies