Thema 4 Wonen introductieles + woordenschat

• NT2
• ISK

Via Vooraf

Thema 4: Wonen

(introductieles)

Lesdoel

Je kan minimaal 8 soorten woningen in Nederland noemen.

Je kent de betekenis van de themawoorden.

Welke soort woning(en)
ken je al?

Eengezinswoning

Dit is altijd een volledig gebouw, dus zonder onder- of bovenburen.

Rijtjeshuis

Een huis dat in een rij staat en aan beide kanten is ingesloten door een ander huis.

Villa

Een groot en luxe huis met een tuin eromheen.

Bungalow

Een vrijstaand huis dat alle kamers op de begane grond heeft.

Flat

Een hoog gebouw met woningen boven elkaar.

Appartement

Een woongedeelte in een groot huis.

Vakantiehuis

Een woning waar je in de vakantie een tijdje bent.

Verzorgingshuis

Een gebouw of gebouwen waarin bejaarden wonen en verzorgd worden.

Noem minimaal 8 soorten woningen in Nederland.

Woordenschat thema 4

Het appartement

Een woning die een deel is van een groter gebouw.

De buurt

Een klein deel van een stad of dorp, meestal van maar een paar straten. 

Het centrum

Het midden van een stad of een dorp, de binnenstad.

De gemeente

Een gebied dat door een burgemeester wordt geleid.

Huren

Iets tegen betaling lenen.

Inschrijven

Je ergens officieel voor aanmelden.

Het legitimatiebewijs

Officieel papier of pasje waarmee je kunt bewijzen wie je bent.

Het pand

Het gebouw.

Het park

Een grote tuin waar iedereen mag komen.

Het platteland

Een gebied dat buiten de stad ligt, waar vaak boerderijen zijn. 

De privacy

Alleen kunnen zijn zonder gestoord te worden.

De Randstad

Het gebied in het westen van Nederland waar veel grote steden liggen.

Verblijven

Ergens zijn.

Verbouwen

Iets veranderen door te bouwen of af te breken.

De wijk

Een groter deel van de stad of dorp met een eigen naam.

Mijn ouders ....... de woonkamer, omdat ze een grotere woonkamer willen.

1. verblijven
2. verbouwen
3. huren
4. inschrijven

Wij ...... tijdens onze vakantie in Spanje een vakantiehuisje.

1. verblijven
2. verbouwen
3. huren
4. inschrijven

Omdat ik net verhuisd bent, moet ik mij ..... bij de gemeente.

1. verblijven
2. verbouwen
3. huren
4. inschrijven

Mijn vader ..... deze week voor zijn werk in het buitenland.

1. verblijft
2. verbouwt
3. huurt
4. inschrijft

Rond het kasteel lag een groot ..... met grote bomen.

1. platteland
2. park
3. centrum
4. buurt

In deze ..... staan de grootste huizen van ons dorp.

1. platteland
2. park
3. centrum
4. buurt

In het ..... van onze stad vind je veel leuke winkels.

1. platteland
2. park
3. centrum
4. buurt

Op het ...... zie je soms prachtige boerderijen.

1. platteland
2. park
3. centrum
4. buurt

In de ..... wonen veel mensen dicht op elkaar.

1. pand
2. wijk
3. appartement
4. Randstad

In dat ..... vind je een goede snackbar en een kapper.

1. pand
2. wijk
3. appartement
4. Randstad

Lisa woont in de ........ ' Soesterkwartier'.

1. pand
2. wijk
3. appartement
4. Randstad

Rachid woont in een ...... midden in de stad.

1. pand
2. wijk
3. appartement
4. Randstad

Ik ken de betekenis van de themawoorden.

😒🙁😐🙂😃