1.6 Examenopdrachten

          Agenda voor vandaag
Agenda voor vandaag
  1. Zelfstandig maken § 6 examenopdrachten
  2. Bespreken antwoorden
  3. Uitdelen stencils
  4. Huiswerk: § 7
  5. Woensdag 2e lesuur proefwerk H1
          Welkom GS41
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

In deze les zitten 35 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

          Agenda voor vandaag
Agenda voor vandaag
  1. Zelfstandig maken § 6 examenopdrachten
  2. Bespreken antwoorden
  3. Uitdelen stencils
  4. Huiswerk: § 7
  5. Woensdag 2e lesuur proefwerk H1
          Welkom GS41

Slide 1 - Tekstslide

Historisch Overzicht 
vanaf 1848



Hoofdstuk 1
Democratisering van Nederland 1848 tot 1919

Slide 2 - Tekstslide

Feniks, Geschiedenis Werkplaats, Memo

Slide 3 - Tekstslide

§ 6 Examenopdrachten
Deze trainer bestaat uit 11 vragen. Hiervoor kun je maximaal 17 punten behalen. Voor elk vraagnummer staat hoeveel punten een goed antwoord maximaal oplevert. Schrijf je antwoorden op een apart antwoordblad. Schrijf bij meerkeuzevragen alleen de goede letter op.
GEEN BOEK GEBRUIKEN EN ZELFSTANDIG WERKEN!

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

1
2p  De Nederlandse grondwet is in de loop van de tijd verschillende keren gewijzigd. Hieronder staan vijf wijzigingen:
1 De koning mag leden van de Eerste Kamer kiezen.
2 De koning wordt onschendbaar.
3 De regering wordt gecontroleerd door het parlement.
4 De Tweede Kamer wordt indirect gekozen.
5 De vrijheid van godsdienst wordt ingevoerd.
→ Welke drie wijzigingen zijn in de grondwet van 1848 opgenomen? Schrijf alleen de
nummers op.

Slide 6 - Tekstslide

1
  •  Nummers 2, 3 en 5
  • 1 goed 0 punten
  • 2 goed 1 punt
  • 3 goed 2 punten 

Slide 7 - Tekstslide

2
Gebruik HB bron 1.
1p Welke man wordt op de pilaar afgebeeld?
A Abraham Kuyper.
B Herman Schaepman.
C Johan Rudolf Thorbecke.
D Pieter Jelles Troelstra.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

2
C
1 punt

Slide 10 - Tekstslide

3
Gebruik HB bron 2.
2p De tekenaar tekent een belangrijke politieke leider als ridder. De ridder wordt geholpen door een schildknaap. De ridder en de schildknaap horen bij twee verschillende confessionele stromingen.
De schildknaap hoort bij de protestantse stroming.
→ Bij welke andere confessionele stroming hoort de ridder?
→ Hoe heet de politieke leider die als ridder wordt afgebeeld?
Doe het zo:
De ridder hoort bij … (vul stroming in).
De politieke leider is … (vul naam in).

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

3
De ridder hoort bij de (rooms-)katholieken.
 De politieke leider is (Herman) Schaepman. 
Elke goed antwoord 1 punt

Slide 13 - Tekstslide

4
Gebruik nogmaals HB bron 2.
1p  Voor welk gemeenschappelijk doel vechten de ridder en zijn schildknaap?
A Voor de bescherming van arbeiders tegen uitbuiting door fabrikanten.
B Voor de financiële gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs.
C Voor de invoering van het actief en passief kiesrecht voor vrouwen.
D Voor de invoering van het algemeen kiesrecht voor mannen.

Slide 14 - Tekstslide

4
B Voor de financiële gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs.
1 punt

Slide 15 - Tekstslide

5
Gebruik HB bron 3.
2p  Stel, je doet onderzoek naar de voordelen en nadelen van de industrialisatie van Nederland.
→ Leg uit dat je deze bron kunt gebruiken om de voordelen van de industrialisatie aan te tonen.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

5
De bron laat zien dat mensen bij elektrisch licht beter kunnen lezen en werken. Dat is een voordeel van industrialisatie, want de industrialisatie maakte elektrisch licht mogelijk.
1 punten bij noemen voordeel
1 punt bij noemen als gevolg van industrialisatie

Slide 18 - Tekstslide

6
1p Hieronder staan vier gebeurtenissen die zich hebben afgespeeld tussen 1848 en 1919:
1 Een wet verbiedt kinderen jonger dan 12 jaar om in fabrieken te werken.
2 Vrouwen krijgen actief kiesrecht.
3 Het caoutchouc-artikel wordt ingevoerd.
4 In Parijs en Berlijn gaan mensen de straat op en eisen vrijheid en democratie.
→ Zet de gebeurtenissen in de juiste volgorde, van vroeger naar later.
Doe het zo:
Eerst …, dan …, vervolgens … en ten slotte … (vul nummers in).

Slide 19 - Tekstslide

6
Eerst 4, dan 1, vervolgens 3 en ten slotte 2

1 punt bij volledig goed antwoord

Slide 20 - Tekstslide

7
Gebruik HB bron 4.
2p  → Welke twee begrippen passen goed bij deze bron? Kies uit: feminisme • socialisme • emancipatie • verzuiling.
Doe het zo:
Het begrip … past goed, want …
Het begrip … past goed, want …

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

7
Het begrip ‘feministes’ past goed, want feministes voerden actie voor het vrouwenkiesrecht.
 Het begrip ‘emancipatie’ past goed, want feministes strijden voor gelijke rechten voor vrouwen. 

1 punt per goed begrip + uitleg = totaal 2 punten

Slide 23 - Tekstslide

8
Een van de veranderingen in de grondwet van 1917 was de invoering van het algemeen kiesrecht.
Hierdoor kwamen er meer politieke partijen in de Tweede Kamer.
→ Noem nog een verandering in de grondwet van 1917 die ervoor zorgde dat er meer kleine partijen in de Tweede Kamer kwamen.

Slide 24 - Tekstslide

8
Uit het antwoord moet blijken dat een andere verklaring voor de toename van kleine partijen de invoering (in 1917) van het stelsel van evenredige vertegenwoordiging is/het afschaffen van (verkiezingen op basis van) het districtenstelsel (in 1917) is.
1 punt

Slide 25 - Tekstslide

9
Gebruik HB bron 5.
2p → Leg uit dat deze bron past bij de klassieke grondrechten die burgers in Nederland hebben.
Doe dit door:
- eerst aan te geven wat klassieke grondrechten zijn, en
- daarna aan te geven dat deze bron past bij het begrip ‘klassieke grondrechten’.

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

9
Klassieke grondrechten zijn: de grondrechten die ervoor zorgen dat burgers in vrijheid en in een democratie kunnen leven.
 Op de bron staan demonstranten. Demonstranten maken gebruik van de vrijheid van meningsuiting. Deze vrijheid is een klassiek grondrecht. 
1 punt uitleg klassieke grondrechten
1 punt uitleg bron

Slide 28 - Tekstslide

10
1p Wie heeft zowel uitvoerende als wetgevende macht?
A Een lid van de Eerste Kamer.
B Een lid van de Tweede Kamer.
C Een minister.
D Een rechter.

Slide 29 - Tekstslide

10
C
1 punt

Slide 30 - Tekstslide

11
2p Een bewering: in een rechtsstaat horen rechters onafhankelijk te zijn.
→ Leg uit dat deze bewering juist is, door:
- eerst aan te geven wat een rechtsstaat is, en
- daarna aan te geven waarom rechters in een rechtsstaat onafhankelijk horen te zijn.

Slide 31 - Tekstslide

11
 Een rechtsstaat is een staat waarin de burgers beschermd zijn tegen onrechtmatig optreden van de  overheid en van andere burgers.
 Een reden waarom rechters in een rechtsstaat onafhankelijk horen te zijn, is dat onafhankelijke rechters ervoor moeten zorgen dat ook de overheid zich aan de wet houdt. 

1 punt voor uitleg rechtstaat
1 punt uitleg rechters onafhankelijk

Slide 32 - Tekstslide

CIJFER
9    5.8
10   6.3
11   6.8
12   7.4
13   7.9
14   8.4
15   8.9
16    9.5
17   10.0

Slide 33 - Tekstslide

CIJFER

  1.0
1    1.5
2    2.1
  2.6
4    3.1
5    3.6
6    4.2
7    4.7
8    5.2


Slide 34 - Tekstslide

Huiswerk
  • Maken § 7
  • Werkboek blz. 22-25
  • Morgen controle!

Slide 35 - Tekstslide