2025-01-09 ISK-K Dagen, maanden - Disk thema 1




Het is vandaag ....
Het is vandaag winter.
Het is vandaag ... januari.

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2ISK

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les




Het is vandaag ....
Het is vandaag winter.
Het is vandaag ... januari.

Slide 1 - Tekstslide

Lesplan
  1. Nieuwe woorden + uitspraak
        Persoonlijke gegevens
    2. Rendictee
    3. Het formulier
    4. Een formulier invullen
    5. Taken: Opdracht 5: HUISWERK ->
         Stuur naar je docent


                 البيانات الشخصية

النموذج              
               املأ النموذج
|  DISK Thema 1

Slide 2 - Tekstslide

Woorden: uitspraak
  • de voornaam  -  de achternaam  - de voorletters
       Karin - Okken - K. E.
  • het adres 
  • de straatnaam - het huisnummer 
       Willemstraat - 23
  • de postcode - de plaatsnaam - de woonplaats
       3571 XG  - Utrecht

Slide 3 - Tekstslide

vervolg  المتابعة
  • het telefoonnummer - het e-mailadres
       06 - 351 26 707 - k.junger@hotmail.com
  • het geslacht - de nationaliteit - de geboortedatum
       vrouw - Nederlandse - 21 maart 1994 / 19-03-1994

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Tijd

1: 
2: 
3: 
4: 
5: 
6: 
7: 
Spelling goed?

1:
2:
3:
4:
5:
6:
7: 

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

timer
1:00

Slide 9 - Tekstslide

  • De juf krijgt de opdracht opdracht in haar Berichten.
  • De juf kijkt de opdracht na.
  • Je verbetert de fouten en levert de opdracht bij de juf in.
  • Daarna gaat de opdracht in het Schrijfportfolio.
تقوم بتصحيح الأخطاء

Slide 10 - Tekstslide

Als je klaar bent

Slide 11 - Tekstslide

  1. Nieuwe woorden + uitspraak
        Persoonlijke gegevens
    2. Rendictee
    3. Het formulier
    4. Een formulier invullen
    5. Het schrijfportfolio
    6. Taken: Opdracht 5: HUISWERK



Wat hebben we gedaan?

Slide 12 - Tekstslide

Schrijf drie woorden op
die je vandaag hebt geleerd

Slide 13 - Tekstslide

Binnen-buitenkring
Ronde 1: binnekring vraagt:                                Ronde 2: buitenkring vraagt:            
*  Wanneer ben je jarig?                                       *  Wat is je geboortejaar?
B geeft antwoord:                                                   Binnenkring geeft antwoord:
*  Ik ben op ..... jarig.                                               *  Ik ben in ..... geboren.


Slide 14 - Tekstslide

Kalender
zie taalcompleet

  • Welke datum is het vandaag? 
       Het is vandaag ...
  • Welke dag is 12 januari. 
       12 Januari is  een  ... dag
  • Wanneer is het weekend?
       Het is weekend op ... en ...
Agenda
  • dag
  •  week
  • weekend
  • maand
  • jaar

Slide 15 - Tekstslide

Als je klaar bent:

Slide 16 - Tekstslide

Vandaag en morgen
Weet je het nog? 
eergisteren
gisteren
vandaag
morgen
overmorgen

Slide 17 - Tekstslide

Praat samen over de agenda. Wat doe je met een agenda? Wat schrijf je er wel in en wat niet?
Herhaal ook de dagen van de week, tijden, maanden en data.

Slide 18 - Tekstslide

Vragen stellen in tweetallen
Wanneer ...
  • wanneer ben jij jarig? - ik ben op [datum] [maand] jarig
  • wanneer begint de voorjaarsvakantie? - de voorjaarsvakantie begint op [datum] [maand]
  • wanneer moet je daarna weer naar school? - ik moet op [datum] [dag] weer naar school

Slide 19 - Tekstslide

Een maand heeft 4 weken.
Een week heeft 7 dagen.
Een dag heeft 24 uur.
Een uur heeft 60 minuten.
Een minuut heeft 60 seconden.

Slide 20 - Tekstslide

Hoe lang
Vraagt naar
een periode van tijd
secondes, minuten, uren, dagen, weken, maanden, jaren

Hoe lang kan jij je adem inhouden? 
Hoe lang moet jij fietsen naar school? 

Slide 21 - Tekstslide

Eenheden van tijd
1 millennium = 1.000 jaren
1 eeuw        = 100 jaren
1 jaar         = 4 kwartalen
1 jaar         = 12 maanden
1 jaar         = 52 weken
1 jaar         = 365 of 366 dagen
1 kwartaal   = 3 maanden

1 week = 7 dagen
1 dag = 24 uren
1 dag = 1 etmaal
1 uur = 60 minuten
1 uur = 4 kwartier
1 kwartier = 15 minuten
1 minuut = 60 seconden

Slide 22 - Tekstslide

Zet in de goede volgorde:
overmorgen - gisteren - vandaag - morgen - eergisteren

Slide 23 - Open vraag