Ondersteunen bij het verplaatsen met een hulpmiddel

Ondersteunen bij het verplaatsen met een hulpmiddel
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
Zorg en WelzijnPraktijkonderwijsLeerjaar 2

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Ondersteunen bij het verplaatsen met een hulpmiddel

Slide 1 - Tekstslide

Na deze les kun je:
- De cliënt helpen bij het gebruik van een rolstoel.
- De cliënt helpen bij het lopen met 2 krukken.
- De cliënt helpen bij het aantrekken van een jas. 
- Omgaan met een cliënt die weinig of niet mobiel is.
- Uitleggen welke hulpmiddelen er voor het verplaatsen zijn.

Slide 2 - Tekstslide

Welke hulpmiddelen om je te verplaatsen ken je?

Slide 3 - Open vraag

hulpmiddelen om je te verplaatsen
Sommige cliënten hebben een hulpmiddel nodig om zich te verplaatsen.
De cliënt moet leren die hulpmiddelen goed te gebruiken.
Jij kunt daarbij helpen.

De hulpmiddelen moeten op de juiste hoogte worden afgesteld. Passend bij de lengte van de cliënt.

Tijdens de vorige les heb je al geleerd hoe je een cliënt kan helpen bij het lopen met een stok.

Slide 4 - Tekstslide

Een rollator
Een cliënt met een rollator loopt op dezelfde manier als voordat hij een rollator had.

In het mandje of op het blad kun je spullen meenemen.

Een rollator heeft handremmen.

Een rollator heeft een zitplankje. Daarop kan de cliënt even zitten en uitrusten. Vergeet dan niet de rollator op de rem te zetten.

Slide 5 - Tekstslide

Een looprek
Een looprek staat steviger dan een rollator, want een looprek  kan niet wegrollen.

Bij elke stap moet het looprek opgetild worden.

Let op dat de cliënt het looprek niet te ver naar voren zet.

Slide 6 - Tekstslide

Kruk of loopstok
Een stok of kruk kan extra steun geven bij het lopen.

Instructie:
Houdt de kruk of stok aan de kant van het goede been.
verplaats de stok of kruk tegelijk met het slechte been.
Leun een beetje op de stok of kruk.
Verplaats dan dan het goede been .

Slide 7 - Tekstslide

2 krukken
Instructie:
Sta goed rechtop.
Zet de krukken 10 centimeter schuin voor de voeten.
Gebruik de krukken als afzetpunt.
Breng het lichaam naar voren. Zet de slechte voet tussen de krukken.
Breng de goede voet naar voren en zet deze voor de krukken.
verzet de krukken weer.

Slide 8 - Tekstslide

Wanneer geeft je een cliënt een arm?

Slide 9 - Open vraag

Kan je iemand die met een stok of 1 kruk loopt ook helpen door een arm te geven?
A
ja
B
nee

Slide 10 - Quizvraag

Kan je iemand die met 2 krukken loopt ook helpen door een arm te geven?
A
ja
B
nee

Slide 11 - Quizvraag

Wat moet je niet vergeten als een cliënt even wil gaan zitten op zijn rollator?

Slide 12 - Open vraag

Waardoor is een looprek stabieler dan een rollator?

Slide 13 - Open vraag

Slide 14 - Video

praktijkopdracht
Je gaat nu oefenen met het lopen met 2 krukken.

Dit doe je in een tweetal. 
Ben je alleen vraag dan of iemand je wil helpen.

Doe een klein rollenspel. 
1 persoon speelt de ondersteuner, de ander de cliënt. Wissel daarna van rol. Je doet het dus 2x. 
Op de volgende dia zie je wat je precies moet doen.

Slide 15 - Tekstslide

Praktijkopdracht
.. rol cliënt:
- Trek je rechter schoen uit.
- Stop in je rechter sok een paar kleine steentjes. Zo voelt jouw rechter voet als de 'zere voet. Je bent er dan vanzelf voorzichtiger mee.
- loop 3 meter met 2 krukken, volgens de instructie. De ondersteuner helpt.

Rol ondersteuner:
- Geef de instructie aan de cliënt.
- Help bij het lopen.
- Kijk of de instructie goed wordt toegepast.

Draai nu de rollen om.

Slide 16 - Tekstslide

Met een rolstoel naar buiten
In een rolstoel gaat een cliënt ergens naar toe of gewoon naar buiten voor een wandeling. 

Jij moet soms een cliënt in een rolstoel duwen. Rijd dan niet te snel. Vraag aan de cliënt of het tempo goed is.

Met een rolstoel loop je op de stoep.

Slide 17 - Tekstslide

De handvaten van een rolstoel kun je hoger en lager zetten. Voor wie is dat handig?
A
voor de persoon die in de rolstoel zit.
B
voor de persoon die de rolstoel duwt.
C
voor de fabriek die de rolstoel maakt.

Slide 18 - Quizvraag

De stoep op 
1. Zet de rolstoel vooruit tegen de stoeprand aan.
2. Zet je voet op het stepje tussen de twee wielen. Duw het met je gewicht naar beneden.
3. Breng de voorkant van de rolstoel omhoog. De rolstoel kantelt een beetje.
4. Duw tegen de rolstoel. De zwenkwieltjes vóór til je daarmee over de stoeprand op de stoep.
5. Duw de achterwielen op de stoep en loop rustig verder.


Slide 19 - Tekstslide

De stoep af
1. De stoep af doe je achteruit.
2. Trek aan de rolstoel.
3. De grote wielen gaan eerst de toep af. De rest volgt vanzelf.

Dit doe je zodat de cliënt niet uit de rolstoel valt.

Slide 20 - Tekstslide

Electrische rolstoel
Een cliënt in een electrische rolstoel kan zelf de stoep op en af. 
Dit leert de cliënt in de lessen van de rij-instructeur voor rolstoelen.

Zit de Cliënt niet stabiel? Dan moet je hem met een veiligheidsriem vastzetten.

Slide 21 - Tekstslide

Wanneer gebruik je het stepje tussen de twee wielen achter?
A
Als je sneller wilt gaan.
B
Als je de stoep opgaat.
C
Als je de stoep afgaat.
D
Als je wilt remmen.

Slide 22 - Quizvraag

Wat is waar over deze rolstoel?
Je kunt een veiligheidsgordel gebruiken.
Moet achteruit de stoep  op.
Hoef je niet te duwen.
Moet vooruit de stoep  op.
Moet achteruit de stoep af.

Slide 23 - Sleepvraag

Wat is waar over deze rolstoel?
Je kunt een veiligheidsgordel gebruiken.
Moet ,achteruit de stoep  op
Hoef je niet te duwen
Moet vooruit de stoep  op
Moet achteruit de stoep  af.

Slide 24 - Sleepvraag

Slide 25 - Video

praktijkopdracht
Je gaat nu oefenen met het duwen van een rolstoel.

Dit doe je in een tweetal. 
Ben je alleen vraag dan of iemand je wil helpen.

Doe een klein rollenspel. Speel het filmpje na.
1 persoon speelt de ondersteuner, de ander de cliënt. Wissel daarna van rol. Je doet het dus 2x. 

Slide 26 - Tekstslide

Jas aantrekken bij een cliënt
Als je naar buiten gaat met een cliënt moet die eerst een jas aan. 

In de rolstoel zit de cliënt stil. Daardoor kan hij het snel koud krijgen.

Mensen met een zwakke, slappe of pijnlijke arm moet je helpen met een jas aantrekken.


Slide 27 - Tekstslide

Hoe trek je een jas aan bij een cliënt? 
1. Begin altijd met de zwakke of pijnlijke kant bij het aankleden.
2. Steek je hand in het uiteinde van de mouw.
3. Jouw hand komt aan de binnenkant van de jas tevoorschijn.
4. Pak daarmee de hand van de zwakke arm.
5. Trek de hand voorzichtig door de mouw heen naar het uiteinde.
6. Vraag of de cliënt een beetje naar voren leunt.
7. Sla de jas achter de rug om en laat de cliënt de goede arm in de jas doen.
8.  Vraag of de jas goed zit.En doe de jas dicht als de cliënt dat wil.

Slide 28 - Tekstslide

Laat de cliënt actief meehelpen
Laat de cliënt zelf doen wat hij of zij zelf nog kan. Laat de cliënt actief meehelpen.

Dat geeft een goed gevoel. En zorgt er voor dat ze soepel en sterk blijven.

Dat kan meer tijd kosten. Dat is niet erg als je optijd begint.

Slide 29 - Tekstslide

Waarom moet iemand in een rolstoel dikker worden aangekleed bij koud weer?

Slide 30 - Open vraag

Welke arm moet het eerst in een mouw?

Slide 31 - Open vraag

Zo snel mogelijk de cliënt aankleden is het belangrijkste.
A
goed
B
fout

Slide 32 - Quizvraag

Zo veel mogelijk zelf laten doen door de cliënt kost meer tijd.
A
goed
B
fout

Slide 33 - Quizvraag

Het is fijn voor een cliënt om zelf mee te helpen.
A
goed
B
fout

Slide 34 - Quizvraag

Slide 35 - Video

praktijkopdracht
Je gaat nu oefenen met het aantrekken van een jas.

Dit doe je in een tweetal. 
Ben je alleen vraag dan of iemand je wil helpen.

Doe een klein rollenspel. Speel het filmpje na.
1 persoon speelt de ondersteuner, de ander de cliënt. Wissel daarna van rol. Je doet het dus 2x. 

Slide 36 - Tekstslide

wel met 1 arm
niet met 1 arm
Het begin van de rissluiting vastmaken
Rits omhoogtrekken
Knoop vastmaken
Schoen aandoen
Veters strikken
Muts opzetten
Sjaal omdoen

Slide 37 - Sleepvraag

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd

Slide 38 - Open vraag

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 39 - Open vraag

Je kunt nu
- De cliënt helpen bij het gebruik van een rolstoel.
-De cliënt helpen bij het lopen met 2 krukken.  
- De cliënt helpen bij het aantrekken van een jas.
- Omgaan met een cliënt die weinig of niet mobiel is.
- Uitleggen welke hulpmiddelen er voor het verplaatsen zijn.

Slide 40 - Tekstslide

Extra lesstof
Ben je snel klaar......
Wil je meer meer weten over dit onderwerp......

Dan volgen er nu een aantal dia's met extra lesstof.

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Video

praktijkopdracht
Je gaat nu oefenen met het lopen met een rollator.

Dit doe je in een tweetal. 
Ben je alleen vraag dan of iemand je wil helpen.

Doe een klein rollenspel. Speel het filmpje na.
1 persoon speelt de ondersteuner, de ander de cliënt. Wissel daarna van rol. Je doet het dus 2x. 

Slide 43 - Tekstslide

Hoe heet dit hulpmiddel?
A
rollator
B
rolstoel
C
electrische rolstoel
D
looprek

Slide 44 - Quizvraag

Hoe heet dit hulpmiddel?
A
rollator
B
rolstoel
C
electrische rolstoel
D
looprek

Slide 45 - Quizvraag

Hoe heet dit hulpmiddel?
A
rollator
B
rolstoel
C
electrische rolstoel
D
looprek

Slide 46 - Quizvraag

Hoe heet dit hulpmiddel?
A
rollator
B
loopstok
C
armkrukken
D
looprek

Slide 47 - Quizvraag

Hoe heet dit hulpmiddel?
A
rollator
B
loopstok
C
armkrukken
D
looprek

Slide 48 - Quizvraag

Hoe heet dit hulpmiddel?
A
rollator
B
loopstok
C
armkrukken
D
looprek

Slide 49 - Quizvraag

Slide 50 - Video

praktijkopdracht
Je gaat nu oefenen met het lopen met een looprek.

Dit doe je in een tweetal. 
Ben je alleen vraag dan of iemand je wil helpen.

Doe een klein rollenspel.  Speel het filmpje na.
1 persoon speelt de ondersteuner, de ander de cliënt. Wissel daarna van rol. Je doet het dus 2x. 

Slide 51 - Tekstslide