week 2;afweer en infectieziekten

Afweer en infectieziekten
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Afweer en infectieziekten

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
11 uur; korte terugblik vorige les
11.10 uur; theorie afweer en infectieziekten
11.30; opdracht infectieziekten en isolatie
12 uur; nabespreken opdracht
12.25 uur; afsluiting en volgende week

Slide 2 - Tekstslide

Thiememeulenhof
Pathologie
Module 2 
H1 Ontsteking

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je beschrijft via welke twee soorten afweerreacties het lichaam reageert op het binnendringen van lichaamsvreemde stoffen ziekteverwekkers
  • Je legt uit welke soorten B- en T-lymfocyten er zijn en welke rol zij spelen in de afweer
  • Je licht toe op welke manieren actieve en passieve immuniteit kunnen ontstaan
  • Je legt hoe een afwijkende lichaamstemperatuur voorkomen of behandeld kan worden
  • Je beschrijft hoe ziekteverwekkers het lichaam binnendringen en onder welke omstandigheden dit kan leiden tot een infectieziekte
  • Je beschrijft wat de kenmerken zijn van de verschillende soorten  ziekteverwekkers

Slide 4 - Tekstslide

Wat is het immuunsysteem ?

Slide 5 - Tekstslide

Kun je een infectieziekte noemen ?

Slide 6 - Tekstslide

Wat betekent besmettelijk?

Slide 7 - Tekstslide

A-specifieke afweer
  • barrieres
  • koorts
  • fagocyten

Dit is de eerste verdedigingslinie van ons lichaam.

Wat doet het? Het probeert alles wat niet in je lichaam hoort meteen aan te vallen. Denk aan bacteriën, virussen en andere indringers.
Werkt snel en tegen alles wat niet in je lichaam hoort. Het kijkt niet wie de vijand is.

Slide 8 - Tekstslide

Wat zijn onze fysieke barrieres ?

Slide 9 - Tekstslide

Wat is geen voorbeeld van een fysieke barrière
A
Huid
B
Slijmvliezen
C
Maag
D
Darm

Slide 10 - Quizvraag

specifieke afweer
Dit is de tweede verdedigingslinie en werkt heel precies.

Wat doet het? Het zoekt uit wie de indringer is en maakt een "speciale sleutel" (antistoffen) om die indringer te verslaan.
Voorbeelden:
T-cellen: herkennen precies welke bacterie of virus het is en sturen een gerichte aanval.
B-cellen: maken antistoffen aan die precies passen bij één ziekteverwekker.
Geheugencellen: onthouden hoe ze de indringer moeten verslaan. Bij een volgende aanval gaat het veel sneller.
Eenvoudig gezegd: Specifieke afweer werkt langzaam, maar heel precies. Het maakt een persoonlijke aanval op een indringer.


Slide 11 - Tekstslide

Welk type bloedcel is verantwoordelijk voor de afweer?
A
Leukocyten
B
Erytrocyten
C
Trombocyten

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

cytokines
Communicatie:
Cytokines zorgen ervoor dat cellen met elkaar kunnen "praten". Ze geven signalen door aan andere cellen om bijvoorbeeld het immuunsysteem te activeren.

Regulatie:
Ze bepalen hoe sterk de immuunreactie moet zijn, afhankelijk van het probleem.

Productie:
Cytokines worden aangemaakt door witte bloedcellen (zoals T-cellen en macrofagen) en ook door andere lichaamscellen.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

cellulaire afweer
T-lymfocyten
geheugencellen

Slide 18 - Tekstslide

T-lymfocyten
T-cellen zijn als speurhonden. 
Ze ontdekken welke ziekteverwekker (zoals een bacterie of virus) je ziek maakt. Zodra ze weten wie de boosdoener is, sturen ze een gericht "commando" naar andere soldaten om die aan te vallen.

Eenvoudig voorbeeld:
Stel je voor dat een virus je lichaam binnenkomt. De T-cellen ontdekken precies welk virus het is en geven het door aan het leger zodat ze weten wat ze moeten aanvallen.

T-lymfocyten worden aangemaakt in de thymus (zwezerik)

Slide 19 - Tekstslide

Geheugencellen
Geheugencellen onthouden hoe ze een ziekteverwekker moeten verslaan. Als je later nog een keer dezelfde bacterie of virus krijgt, zorgen ze ervoor dat je lichaam veel sneller reageert en je niet opnieuw ziek wordt.

Eenvoudig voorbeeld:
Stel, je hebt waterpokken gehad. Je lichaam onthoudt die ziekte. Als je later weer in aanraking komt met het virus, weet je lichaam precies wat het moet doen en word je niet meer ziek.

Slide 20 - Tekstslide

Humorale afweer

Slide 21 - Tekstslide

B-lymfocyten
B-cellen zijn als een fabriek. Ze maken antistoffen: hele speciale "sleutels" die precies passen op één type ziekteverwekker. Die antistoffen helpen om de ziekteverwekker uit te schakelen.

Eenvoudig voorbeeld:
Denk aan een sleutel die precies in het slot van een deur past. De antistoffen die de B-cellen maken, passen alleen op die ene bacterie of virus en maken het onschadelijk.

Slide 22 - Tekstslide

Antistoffen(immunoglobuline)
Antilichamen (ook wel antistoffen genoemd) zijn eiwitten die door het immuunsysteem worden aangemaakt om ons te beschermen tegen ziekteverwekkers zoals bacteriën, virussen en andere schadelijke indringers. 
Ze worden geproduceerd door B-lymfocyten en zijn specifiek voor één type ziekteverwekker.

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

dendritische cellen
Dendritische cellen zijn onmisbare schakels in het immuunsysteem.
Ze "vangen" ziekteverwekkers op, breken ze af en presenteren de fragmenten aan T-cellen, die vervolgens een gerichte immuunrespons kunnen opstarten. 
Ze vormen een brug tussen de aspecifieke en specifieke afweer, wat essentieel is voor het effectief bestrijden van infecties.

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Wat is een allergie ?

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Anafylactische shock
Een ernstige en snelle allergische reactie die het hele lichaam kan beïnvloeden. 
Het gebeurt meestal na contact met een stof waar iemand allergisch voor is, zoals bepaalde voedingsmiddelen, insectenbeten of medicijnen.

Slide 32 - Tekstslide

Wat kun je doen ?
Een snel toegediende epinefrine (adrenaline) kan de symptomen verminderen en is vaak levensreddend. Het is belangrijk om onmiddellijk medische hulp in te schakelen.

Slide 33 - Tekstslide

Wat gebeurt er ?
Het immuunsysteem reageert extreem: Het maakt veel histamine en andere stoffen aan die de bloedvaten verwijden.
Bloeddruk daalt snel: Dit kan leiden tot flauwvallen of zelfs bewustzijnsverlies.
Moeite met ademhalen: De luchtwegen kunnen zich vernauwen, waardoor ademhalen moeilijk wordt.
Symptomen: Zwelling van de lippen, ogen of keel, jeuk, uitslag, snel hartkloppen, en duizeligheid.

Slide 34 - Tekstslide

Wat doet adrenaline?
Vaatvernauwing (vasoconstrictie):
Adrenaline zorgt ervoor dat de bloedvaten samentrekken, waardoor de bloeddruk stijgt. Bij een anafylactische shock daalt de bloeddruk namelijk gevaarlijk snel.
Openen van de luchtwegen (bronchodilatatie):

Het ontspant de spieren in de luchtwegen, waardoor ademhalen makkelijker wordt. Dit helpt bij benauwdheid en zwelling van de luchtwegen.
Verminderen van zwelling:

Adrenaline remt de overmatige reactie van het immuunsysteem, waardoor zwelling in het gezicht, de keel en andere delen van het lichaam afneemt.
Remmen van de afgifte van histamine:

Histamine is een stof die vrijkomt bij een allergische reactie en veel van de symptomen veroorzaakt, zoals jeuk, zwelling en vernauwing van de luchtwegen. Adrenaline blokkeert dit proces gedeeltelijk.

Slide 35 - Tekstslide

Ziekteverwekkers

Slide 36 - Tekstslide

ziekteverwekkers

  1. Parasieten (wormen, malaria, vlooien)
  2. virussen (griep, covid)
  3. bacteriën ( salmonella, e-coli)
  4. schimmels (ringworm, candida)
  5. protozoa (eencellige organisme) (malaria)

Slide 37 - Tekstslide

Isolatie en incubatie
Opdracht in drie groepjes
lees de casus
Zoek niets op, kijk wat je met elkaar weet
beantwoord met elkaar de vragen

timer
15:00

Slide 38 - Tekstslide

Isolatie kaarten met ziektes
met verschillende preventie maatregelen 

Deze plak je op de deur van de kamer van de patiënt 

Slide 39 - Tekstslide

Sluis werking
Een persoons kamer 
Drukmeter is actief 
Deuren blijven gesloten

Eigen douche, wc, schoonmaak apparaat voor urinaal en po 

Slide 40 - Tekstslide

Contactisolatie
NORO via ontlasting en braaksel van geïnfecteerde personen
Eigen sanitair en voedseldienst verboden

Slide 41 - Tekstslide

AEROGENE 
In de uitgeademde lucht. 
Voorbeelden: TBC, Mazelen. 

Met sluis en drukmeter 

Slide 42 - Tekstslide

CONTACT DRUPPEL ISOLATIE  
Door hoestdruppels door de lucht, Voorbeelden: de bof, influenza. 

Slide 43 - Tekstslide

COVID - 19 positief / verdacht 
Strikte isolatie 

Door druppels met het virus uit neus en mond in de lucht. Druppels in ademen of via de handen in de mond neus of ogen.

Slide 44 - Tekstslide

Mrsa/BRMO
Mensen met een sterk verminderde weerstand, wonden of bijv. een urine katheter kunnen een infectie mBloed- en/of MDR (Multidrug-Resistant) Resistente Organismen.et BRMO krijgen.

MRSA valt onder de BRMO en komt ook voor in de veeteelt. 
Kan van dier op mens.
(Methicilline-resistente Staphylococcus aureus). 
(Bloed- en/of MDR (Multidrug-Resistant) Resistente Organismen.)

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Tekstslide

Volgende week
 ziekten van bloed, hart en bloedvaten

Slide 47 - Tekstslide