Lesjesmiddag Grieks&Latijn 2022

16 februari 2022
Pak je telefoon erbij, een schrift en een pen
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

16 februari 2022
Pak je telefoon erbij, een schrift en een pen

Slide 1 - Tekstslide

Welkom!
Wat gaan we doen?

Slide 2 - Tekstslide

Welkom!
Wat gaan we doen?
- Poll: is het gymnasium iets voor jou?
- Een les Latijn over enkelvoud en meervoud
- Meet&Greet met gymnasiasten

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide


Wat denk je bij het zien van deze afbeelding?
Wat is dit voor oude troep?! Er zit niet eens een dak op! Waarom zou ik naar een berg stenen willen kijken?
Wauw! Dat de Grieken dit soort dingen al konden maken! Waar zou deze tempel voor gebruikt zijn?

Slide 5 - Poll

Slide 6 - Tekstslide

Wat denk je bij het zien van deze Griekse tekst?
Wat een rare tekens! Daar kan ik toch helemaal niets mee?
Ha wat leuk: dit is een soort geheimschrift. Ik ben benieuwd wat hier staat! Sommige letters herken ik, volgens mij...

Slide 7 - Poll

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Wat denk je bij het lezen van deze mythe?
Ieuw! Met kindermoord wil ik niets te maken hebben. Weird…
Waarom vertelden de Grieken elkaar eigenlijk dit soort verhalen? Wat bedoelden ze ermee? En hoe loopt dit af?

Slide 20 - Poll

Proefles Latijn
Wat gaan we behandelen:
- een Latijnse tekst lezen en vertalen
- woordenschat
- grammaticaregels: enkelvoud en meervoud
- grammaticaregels: zinsontleden
- Romeinse cultuur: slavernij en religie

om thuis zelf mee verder te gaan

Slide 21 - Tekstslide

1. Bekijk de afbeelding
2. Lees de Latijnse tekst en schrijf voor jezelf op papier een Nederlandse vertaling op
3. Maak gebruik van de woorden naast de tekst

  1. Iulius dominus est.
  2. Iulius in lectica est.
  3. Davus servus est.
  4. Ursus servus est.
  5. Davus et Ursus servi sunt.




TIP 1: Om het Latijn naar goedlopend Nederlands te vertalen,
moet je soms de woordvolgorde een beetje aanpassen.

TIP 2: Het Latijn heeft geen lidwoorden. Als je die nodig hebt voor een goedlopende Nederlandse vertaling, mag je die zelf toevoegen.

dominus = heer(ser), meester, baas

in lectica = in/op een draagstoel

servus = slaaf

Slide 22 - Tekstslide

Grammaticaregels
1. Latijnse woorden met een enkelvoud op -us, hebben een meervoud op -i.
VB: servus > servi

2. est = hij is              (enkelvoud)
     sunt = zij zijn       (meervoud)

VB: Davus servus est > Davus et Ursus servi sunt.

Slide 23 - Tekstslide

Wat is het Latijnse woord voor het meervoud van 'slaaf'?
A
est
B
servi
C
dominus
D
lectica

Slide 24 - Quizvraag

Zet deze zin om naar het meervoud (de woorden 'in lectica' mag je laten zoals ze zijn).

Dominus in lectica est.

Slide 25 - Open vraag

Wat is de Nederlandse vertaling van lectica?
A
bed
B
brancard
C
draagstoel
D
stretcher

Slide 26 - Quizvraag

Wat past er op de puntjes?

Ursus servus ...
A
est
B
sunt
C
dominus
D
et

Slide 27 - Quizvraag

Wat past er op de puntjes?

Iulius ... est.
A
servi
B
domini
C
dominus
D
lectica

Slide 28 - Quizvraag

Dit is het einde van deze online les Latijn
  • Maar dit is niet de laatste slide van deze LessonUp! Thuis kun je verder vertalen, als je wil. Je leert dan nog meer nieuwe woorden, grammatica en cultuur.
  • Blader verder door deze LessonUp en maak de vragen die je leuk vindt.
    Klik ook eens op de ronde knoppen die je her en der tegenkomt.
    Na het beantwoorden van elke vraag kun je vervolgens jouw antwoord controleren door te klikken op 'geef uitleg'.


  • Ook in de Open Huis-app van het HWC vind je nog veel meer om te doen op het gebied van Grieks en Latijn
Deze, met het oogje, bevatten afbeeldingen, linkjes of extra informatie.
Deze, met het vraagteken, bevatten tips.
Deze, met de afbeeldingen, bevatten ook afbeeldingen, linkjes of extra informatie.

Slide 29 - Tekstslide

In de volgende Latijnse regels ga je zinsontleden.
Je leert de Latijnse vorm van het onderwerp en het lijdend voorwerp.
Maar wat is ook al weer het onderwerp in een zin?
A
Het eerste woord in de zin.
B
De persoon (of ding/dier) in de zin die iets doet.
C
Het belangrijkste werkwoord in de zin.
D
De belangrijkste persoon (of ding/dier) in de zin.

Slide 30 - Quizvraag

Even een korte herhaling Nederlandse grammatica.
Sleep het woord uit de zin naar de juiste grammaticale term.
onderwerp
lijdend voorwerp
Hij
pakte
het dikke boek
uit de boekenkast.

Slide 31 - Sleepvraag

Sleep het woord uit de zin naar de juiste grammaticale term.
onderwerp
lijdend voorwerp
Op straat 
heb
ik
een portemonnee
gevonden..

Slide 32 - Sleepvraag

Nu, na het opfrissen van je kennis over het onderwerp en lijdend voorwerp in het Nederlands, ben je klaar voor het vervolg van de Latijnse tekst.

In regel 6 tot en met 10 leer je meer over de vorm van het onderwerp en het lijdend voorwerp in het Latijn.

Slide 33 - Tekstslide

Vertaal regel 6-10. In regel 6-10 leer je meer over het onderwerp en het lijdend voorwerp. Probeer het helemaal zelf, of klik op de tips onder aan de tekst.

  6.    Davus et Ursus lecticam portant.
  7.     Servi dominum portant.
  8.    Iulius trepidat.
  9.    Ideo servos dominus cogit: "Citius!"
  10.  Davus et Ursus parent.






lectica = draagstoel
portare = dragen
servus = slaaf
dominus = heer(ser), meester, baas
trepidat = haast hebben, onrustig zijn
ideo = daarom
cogere = dwingen
citius = sneller
parēre = gehoorzamen
TIP 1
Kijk goed naar de persoonsvorm in de zin:
als die eindigt op -nt, is het onderwerp meervoud.
als die eindigt op -t, is het onderwerp enkelvoud.
Op die manier weet je al meer over wie het onderwerp is.
TIP 2
Denk goed na over wie wat doet. Welk gedrag verwacht je van een dominus? Welk gedrag verwacht je van een servus?
TIP 3
Klik door naar de volgende pagina als je wil zien wat in elke zin het onderwerp en lijdend voorwerp is.

Slide 34 - Tekstslide

Vertaal regel 6-10. In regel 6-10 leer je meer over het onderwerp en het lijdend voorwerp. Hieronder zie je elk onderwerp rood afgedrukt en elk lijdend voorwerp blauw afgedrukt.


  6.    Davus et Ursus lecticam portant.
  7.     Servi dominum portant.
  8.    Iulius trepidat.
  9.    Ideo servos dominus coget: "Citius!"
  10.  Davus et Ursus parent.






lectica = draagstoel
portare = dragen
servus = slaaf
dominus = heer(ser), meester, baas
trepidat = haast hebben, onrustig zijn
ideo = daarom
cogere = dwingen
citius = sneller
parēre = gehoorzamen
Je ziet in deze tekst dat het woord dominus van vorm verandert.
In regel 9 is het woord dominus het onderwerp. Het eindigt dan op -us.
In regel 7 is het woord dominum het lijdend voorwerp. Het eindigt dan op -um.

Hetzelfde gebeurt met het woord servi.
In regel 7 is servi het onderwerp. Het eindigt dan op -i.
In regel 9 is servos het lijdend voorwerp. Het eindigt dan op -os.

Slide 35 - Tekstslide

Grammaticaregels
zinsdeel
voorbeeld EV
Latijnse naam voor deze vorm van het woord
onderwerp
domin-us
nominativus
lijdend voorwerp
domin-um
accusativus
zinsdeel
voorbeeld MV
Latijnse naam voor deze vorm van het woord
onderwerp
domin-i
nominativus
lijdend voorwerp
domin-os
accusativus

Slide 36 - Tekstslide

Vertaal regel 11-14.
In regel 11-14 leer je meer over de Romeinse cultuur.

  11.    Iulius in Forum Romanum it. Ibi templum Iovis est.
  12.   Iupiter deus est. Davus cogitat:
  13.   "Iupiter est dominus deorum,
  14.   sicut Iulius dominus est servorum."





in = naar
ire = gaan
ibi = daar
templum = tempel
Iovis = van Jupiter
deus = god
cogitare = denken
deorum = van de goden
sicut = zoals
servorum = van de slaven
Dit is een Romeins standbeeld van Jupiter.
Hij wordt vaak afgebeeld met een bliksemschicht in zijn hand, omdat men ook geloofde dat hij heerste over het weer. Onweer en bliksem boezemden de mensen angst in: ze wisten niet wat het was, maar wel dat het voor bijvoorbeeld blikseminslag en brand kon zorgen. Daarin meenden zij de macht van Jupiter te herkennen.

Slide 37 - Tekstslide

Romeinse goden
De Romeinen vereerden meerdere goden. Hun religie wordt daarom polytheïstisch genoemd, een term die is afgeleid van de twee Griekse woorden πολύς (veel) en θεός (god).
Zij stelden zich voor dat de goden één grote familie          met elkaar vormden. Het hoofd van die familie was Jupiter. Hij was de oppergod en werd gezien als het machtigst.
De Romeinen geloofden dat hij, samen met de andere goden, grote invloed had op het leven van mensen, en probeerden hen dan ook gunstig te stemmen. Dat deden ze door hen te vereren
in tempels, maar ook thuis.

Je ziet Julius Caesar de tempel van Jupiter binnengaan om aan de priesters te vragen of ze hem willen helpen. Zij moeten proberen te weten te komen of Jupiter aan Caesars zijde staat.

Slide 38 - Tekstslide

De Romeinen stelden zich hun goden antropomorf voor. Dat wil zeggen dat ze aan hen menselijke kenmerken toeschreven. Op welke manier blijkt dat uit het kunstwerk hiernaast?
Na het beantwoorden van elke vraag kun je vervolgens jouw antwoord controleren door te klikken op 'geef uitleg'.

Slide 39 - Open vraag

De Romeinen stelden zich hun goden antropomorf voor. Dat wil zeggen dat ze aan hen menselijke kenmerken toeschreven. Op welke manier blijkt dat uit de tekst op pagina 38?

Slide 40 - Open vraag

Bekijk onderstaande godenstamboom.
Wat valt je op aan de relatie tussen Jupiter en Juno?

Slide 41 - Open vraag

Tekstvragen: begrijpend lezen.

  1. Iulius dominus est.
  2. Iulius in lectica est.
  3. Davus servus est.
  4. Ursus servus est.
  5. Davus et Ursus servi sunt.
  6. Davus et Ursus lecticam portant.
  7. Servi dominum portant.
  8. Iulius trepidat.
  9. Ideo servos dominus cogit: "Citius!"
  10. Davus et Ursus parent.
  11. Iulius in Forum Romanum it. Ibi templum Iovis est.
  12. Iupiter deus est. Davus cogitat:
  13. "Iupiter est dominus deorum,
  14. sicut Iulius dominus est servorum."
Je hebt nu de hele Latijnse tekst vertaald, zoals die hiernaast staat.

Nu ben je klaar om de tekst als bron te gebruiken en er vragen over te beantwoorden. Dat lijkt heel erg op wat je doet tijdens de les begrijpend lezen.

De vragen staan op de volgende pagina's. Maak bij het beantwoorden gebruik van de Latijnse tekst en spiek af en toe in je vertaling als je dat nodig hebt.

Slide 42 - Tekstslide

In regel 9 staat: Ideo servos dominus cogit: "Citius!"

Type hieronder de Latijnse zin die een verklaring geeft voor wat er gebeurt in regel 9.

Wat is ook al weer de vertaling van regel 9?
Als je dat weet, moet je op zoek gaan naar de Latijnse zin die duidelijk maakt waarom (= verklaren) Ideo servos dominus cogit: "Citius!"

Slide 43 - Open vraag

In regel 11 staat: Ibi templum Iovis est.

Type hieronder de Latijnse woorden die duidelijk maken wat er wordt bedoeld met ibi.

Wat is ook al weer de vertaling van ibi?

Slide 44 - Open vraag

In regel 12-14 staat: Davus cogitat: "Iupiter est dominus deorum, sicut Iulius dominus est servorum."

Wie worden hier met elkaar vergeleken?

Slide 45 - Open vraag

In regel 12-14 staat: Davus cogitat: "Iupiter est dominus deorum, sicut Iulius dominus est servorum."

Deze vergelijking klopt niet helemaal.
In welk opzicht klopt deze vergelijking niet?

Slide 46 - Open vraag

Dit is het einde van deze LessonUp.
Dankjewel voor het meedoen!
Dit heb je geleerd:
- de vormen van het werkwoord enkelvoud en meervoud: op -t en -nt
- de vormen van het onderwerp en lijdend voorwerp, in meervoud en enkelvoud
- hoe Romeinen dachten over hun goden
- wat het Forum Romanum is
- een heleboel Latijnse woorden: servus, dominus, lectica, est, sunt, portare, trepidare, ideo, cogere, citius, parēre, ire, ibi, templum, deus, cogitare, sicut.

Als je de Latijnse woorden wil leren, kun je gebruik maken van deze woordenlijst in Quizlet.

Slide 47 - Tekstslide